Mama

En daar was de dood onherroepelijk was ze er.
Onverenigbaar in mijn leven.

Het kindje in mijn buik zoekt troost, zuigt op zijn duim, draait en schopt.
De natuur bereidt het voor op leven, op liefde.
Mijn moeder in haar bed zoekt troost, pakt mijn hand, ligt stil en staart stervende.
De natuur bereidt haar voor op doodgaan, op verdriet.

Afkickpoging (slot)

Met woeste stappen liep ik de straat over, was het therapeutische kleuterklasje uitgestuurd.
Dan maar onder een auto, of nog beter een bus, het kon me geen hol schelen.
In de kliniek stond zeker een hulpverlener voor het raam, die hevig geshockeerd aanschouwde, hoe wanhopig ik daar liep te zijn. Hij was hulpverlener, ik de behoevende.

Afkickpoging (3)

Afgebeuld door de spuit tot 39 kilo, sleepte ik mijn botten de drempel van de kliniek over.
Het was niet de eerste keer, wel de laatste keer.
Mijn ouders hadden me de eerste keer gebracht. Er was voor hen geen koffie en een goed gesprek, de hulpverleners hadden daar toen geen boodschap aan, zij waren immers schuldig. Er was verdriet en hoop op de drempel.

Afkickpoging (2)

Klik hier om deze column te horen

Een keerpunt was er niet.
Geen plotselinge bezinning of het zien van Het Licht.
Er was duisternis, meer niet.
Hoeveel ik ook nam, de pijn sijpelde gewoon door de verdoving heen.
Gapende wonden lagen kwetsbaar en naakt aan de oppervlakte.
Het monster zette steeds vaker zijn klauwen in mijn ziel en die deerniswekkende pijn vertaalde zich in waanzin en paranoia.