Spuiten en slikken

“Zwaar hè?” vraagt een vriendin met meewarige blik. Ik haal mijn schouders op. Je kind verliezen, dát is pas zwaar, heb ik altijd gezegd. Maar hoe zou het zijn om een kind te verliezen dat er nooit is geweest? Vooralsnog kan ik daar met mijn gevoel niet bij. “Het valt wel mee”, antwoord ik dus in alle eerlijkheid.

September

“Ik haat rauwe kip aan mijn vingers,” mopper ik. Bij gebrek aan goed fileergereedschap – ik ben zeven jaar vegetariër geweest – sta ik met een aardappelschilmesje de zachtroze substantie in reepjes te verdelen. “En ik haat koken als het binnen 29 graden is,” zegt mijn lief, terwijl hij het pakje Chicken Hawaï nog eens bestudeert. Zweet druppelt langs zijn slapen. Hij citeert: “Kook de rijst in ruim kokend water met een beetje zout in 10 minuten gaar.”

De jacht

Haar ogen turen naar de hemel en verliezen de grote vogel geen moment uit het zicht. De scherpe pijlpunt is er klaar voor, haar spieren trekken de boog strak. Haar hele lichaam is in perfecte balans. Maar telkens als het bijna zo ver is, verplaatst het dier zich weer. De jonge vrouw is uiterst geconcentreerd en zich niet bewust van welke andere aanwezigheid dan ook. Slechts een jager en haar prooi.

Meer dan genoeg

Als jong meisje ging ik nog naar het toilet terwijl mijn vader zich aan het scheren was, of mijn moeder onder de douche stond. Ik keek dan wel of ze niet naar mij keken, maar werd altijd zo vakkundig genegeerd, dat ik met een gerust hart mijn gang ging. Toch bereikte ik op een gegeven moment een leeftijd, waarop ik de badkamerdeur op slot begon te draaien en me nog slechts in afzondering omkleedde.