Fijn! Naar de Autorai! Een leuk dagje met mijn broer auto’s kijken, ruiken, proeven. Maar helaas, het begint bij de eerste stand al. ‘Die is veel duurder dan een Toyota, en moe je ‘ns kijken, wat krijg je d’r nou helemaal voor!’ zegt een man. Rond de zeventig, witgrijs haar rond de oren en achterlangs, sportief rood zomerjasje dat zijn vrouw voor hem bij C&A gekocht heeft (wel goed spul trouwens!). Zij is mee. Eigenlijk komen ze voor een nieuwe Daihatsu, want ze kunnen de lokale dealer al een tijdje niet meer vinden. Klopt, want Daihatsu is in Europa niet langer actief. En je vind het toch niet, als je op je tablet (gratis bij dat energiecontract) ‘baihatsi’ googelt. Dus onderweg naar zijn nieuwe Yaris – eigenlijk een facelift, maar wel een goede, dus dat heeft hij toch niet door – opent hij afkeurend de kofferbak van de Cadillac ATS Coupé. Het is een zeer fiks bedrag, €68.000. Daar zit liefst €26.758 aan belastingen bij, en verder is dit gewoon een auto met pretenties en prestaties, zoals hij zich die niet kan voorstellen. Het duurste kledingmerk dat hij kent is V&D.

Dan zijn er die mannen die een compleet verkoopgesprek aangaan. Ze laten zich niet voorlichten, neen. Ze hebben al langer een Kia Cee’d op het oog, en gaan nu daarom een Seat Leon kopen voor dezelfde prijs of lager! Op de RAI mag niet verkocht worden, maar dat weerhoudt ze niet van stoerdoenerij tegenover die andere mannen waar ze mee op stap zijn. Kordaat stappen ze, gekleed in hun uniform (blazer, overhemd, spijkerbroek, meestal net wat te vaal), op een lid van de beursbemanning af. ‘Mooi wagentje. Wat kost dat nou?’ zegt hij, kijkend naar het informatieblad dat met koeienletters de uitstoot, het energielabel en de prijs vermeldt. ‘Deze kost ongeveer 28.000 euro, meneer, maar hij is er al vanaf 24.890 euro.’ Zo argwanend mogelijk: ‘Met deze motor?’ ‘Oh ja, zeker meneer. Alleen dan zonder dit mooie leer en die verchroomde spiegelkappen, en het navigatiesyst…’ ‘En als ik DEZE nou wil? In dit wit krijg je hem toch niet verkocht?’ ‘Nou meneer, u bent de tweede al vandaag die dat zegt.’ Selectief doof: ‘… Dus daar kan je vazwel een goed prijsje voor maken. D’r moet toch een paar duuzend vanaf kunnen.’ Zucht.

Op de stand van Peugeot, smalend: ‘Jullie hebben nog geen automatisch inparkeren hè. Toch jammer.’ Een betweter.

Bij een Porsche cabriolet: ‘Hoe moet je hier nou met z’n vieren in? En wat moet je in Nederland eigenlijk met zo’n stoffen dak?’ De retorische zuurpruim.

Sommigen stappen op de jongedames af, die door Kia en Mazda in strakke kleding gehesen zijn. Volgens mij leidt het slechts, op een overigens prettige manier, af van de auto’s. Alsof die niet op zichzelf kunnen staan. ‘Weet jij eigenlijk wel, dat dit een zevenzitter is?’ Ja, dat wist ze al, ze heeft namelijk een training over dit model gehad.

Het model (zij dus, niet de auto) krijgt nog een poging te verduren. ‘Ja, een turbo zit er niet eens op, terwijl ze dat gebruiken om een auto zuiniger te maken.’ ‘Nee, dat klopt mijnheer, maar onze SkyActiv motoren hebben wel een verhoogde compressieverhouding, dat heeft hetzelfde effect’, pareert ze. Omdat beiden niet weten wat een compressieverhouding precies is, ontstaat een patstelling op technisch gebied. En daarmee heeft ze gewonnen, zolang het maar niet uitkomt.

James Bond grapjes bij Aston Martin, goh, dat hadden ze daar nog nooit gehoord.

Weer elders, bij de Rolls-Royces. ‘Jemig, een G-label. Ja, wat een verbruik. Dan is mijn Opel Corsa toch veel voordeliger.’ Dat klopt. Een ander: ‘Zoveel geld, en ik vinnem nie-eens mooi.’ OK…

Een vrouw van in de zestig bij een Mini (!): ‘Goh, wat klein.’

En een ANWB-lid van in de veertig bij de Bugatti: ‘Ik zie het er niet aan af.’ Een Bugatti kost meer dan een miljoen, maar je etaleert je autokennis niet door te melden dat je dat niet kunt zien – zeker niet als je weet dat de productiekosten en ontwikkelingskosten per auto tezamen de €5,5 miljoen overschrijden.

En natuurlijk die vrouw die mee is om haar man een plezier te doen: ‘Toch leuk hè, al die auto’s.’

Leuk ja, al die auto’s. Toch jammer hè, al die mensen. Je word er bijna een brompot van, maar het is ook wel erg. Bij een Mercedes: ‘Kijk, zo’n luxewagen biedt nooit de binnenruimte van mien bus.’ Ik heb niet toegegeven en ben niet naar buiten gerend. In plaats daarvan heb ik er maar goed om gelachen. Bevrijdend!

Categorieën: Actualiteiten

Rvpcc

Ruben van Praagh (1978) is schrijver. Naast essays en columns schrijft hij ook voor bedrijven; van training tot business plan. Ruben komt uit Utrecht, is getrouwd en heeft vele interesses, waar hij ook over schrijft. Dit zijn, bijvoorbeeld, astronomie, economie, maatschappij & politiek, auto's, muziek, en gedragswetenschappen.

4 reacties

Esther Suzanna · 9 mei 2015 op 12:19

Het is een leuk onderwerp maar persoonlijk vind ik het bijna niet te lezen. Kwestie van smaak. Verder hoor ik ook wel een licht laatdunkend toontje wat ik vervelend vind. De AutoRai is juist om te kijken, bewonderen, verwonderen en niet om te kopen. Auto’s zijn prachtige objecten en als je niet van mensen houdt moet je daar dus niet heen. Ga dan naar een autodealer en maak een proefrit. Alleen. :-*

elmendes · 9 mei 2015 op 16:33

Leuke spiegel houd je voor, iedere lezer herkent zichzelf wel in een of meerdere types/ uitspraken denk ik, is het niet in een van de beschreven personen dan wel in de auteur/ autokenner die zich meer verwondert over de mensen dan over de auto’s.

arta · 11 mei 2015 op 22:33

De eerste alinea is te technisch voor een leek, waarbij alle autokennis stopt bij de kleur. 🙂

De anekdotes echter vond ik wel grappig!

De volgende column ietsje meer pimpen, het gaspedaal wat dieper intrappen… Komt helemaal goed 😀

Mien · 12 mei 2015 op 07:37

Mien bus maakt alles goed. Maar je moet wel eerst behoorlijk wat kilometers maken. Een zeurautootje past iedere Nederlander! Op een draf in een DAF had ook nog gekund. O nee, die worden niet meer gemaakt. Leuke binnenkomer op CX. Welkom. Laat je ons in een volgende column de sterren zien?

Geef een reactie

Avatar plaatshouder