Het was exact kwart voor twaalf in de avond toen ik besloot er een einde aan te maken. De woonkamer maakte me onrustig, de tafel vol paperassen maakte me nog onrustiger en de aanblik van twee lege flessen wijn en een volle asbak die nog langzaam na smeulde van een maar half uitgedrukte sigaret vervulde me met een gevoel van lichte wanhoop. Over de beste, lees,- minst pijnlijke manier, om er een einde aan te maken had ik meerdere malen mijn hoofd gebroken, maar op dit moment deed het idee van pijn me nog bar weinig. Zelfs het, in mijn fantasie, bijbehorende gevoel van dramatiek en bombastisch ten onder gaan vond ik nu van ondergeschikt belang. Met een roezig hoofd liep ik tegen beter weten in richting de koelkast in de hoop dat er ergens tussen de bedorven etenswaren in plotseling een blikje bier was geboren. Wanneer men maar hard genoeg visualiseert zou zoiets mogelijk kunnen zijn, maakte ik mezelf wijs. Een van de vele psychologen die ik door de jaren heen had versleten had me al eens beticht op magisch denken. Laat dit nu net een karakterdefect zijn welke ik maar al te graag wilde blijven handhaven.

Het openen van de koelkast met de weinig verwelkomende geur van rotting overwon vrijwel direct mijn behoefte mijn weinig reële fantasie iets te vinden wat er toch niet zou zijn verder uit te diepen. Met een harde klap smeet ik de deur dicht, waarop hij vanzelf weer opende. Dit was net de motivatie die ik nodig had om mijn levensvoorraad, die ik binnenkort toch niet meer nodig had en als ik het al nodig zou hebben me alleen maar ziek zou maken, verder te inspecteren. Het eerste wat me opviel was een zak sla die op springen stond met een inhoud van slijmerig bruin en groen. Bijzonder dat ik ooit de behoefte heb gehad om een zak sla te kopen. Wat wilde ik daar eigenlijk in godsnaam mee doen, behalve het een getuigschrift te laten worden van een fatalistische levensinstelling waarin vitamines van geen betekenis zijn? Ik moest erom lachen, zoals ik wel om meer dingen moest lachen die alles behalve lachwekkend zijn. Het volgende dat me opviel was een grote selectie aan sauzen die een feestelijk bestaan suggereerden van barbecues en een keur aan bezoekers met ieder een andere smaakbehoefte. Van kerrie ananas tot knoflook en van andalousesaus tot whisky cocktail. Bijzonder hoe je jezelf voor de gek kunt houden met een koelkast als theaterstuk waarin de uitvoerenden stuk voor stuk verzuimen en de hoofdpersoon zich enkel beroept op liquide middelen. Met een klap smeet ik de deur weer dicht. En dit keer bleef hij gesloten.

Het voordeel van het wonen in een grote stad was dat er altijd wel een winkel in de buurt was die tot in de late uurtjes mensen zoals ik verwelkomden. De avondwinkel: er zaten er zeker drie bij mij op fietsafstand. Meestal wisselde ik ze af om nog enigszins de eer aan mezelf te behouden en niet het etiket van alcoholist op me te bevestigen. Dit keer koos ik voor de dichtstbijzijnde, waaraan ik gisteren en de dag daarvoor ook al een bezoek had gebracht. Op momenten als deze was de nood hoger dan de deugd en bracht ik liever twee minuten lopend door dan vijf minuten op de fiets. Ik nam een kauwgom, besprenkelde mezelf met Eau de Guerlain, liep naar buiten en begaf me in de wereld der levenden. Alleen omdat het moest. Althans, omdat ik vond dat het moest. De nacht zou nog lang duren en ik had een missie. Een missie om te verdwijnen, niet meer te hoeven nadenken en om uiteindelijk in een comateuze slaap te geraken. Een missie om er een einde aan te maken. Een einde aan het bewust zijn.

Het bewust zijn.

Het bewust zijn en ervaren.

Een missie om er een einde aan te maken.

Het was reeds midden oktober, de wind was guur en de geur van een opkomende winter hing al in de licht. Mijn lichaam daarentegen voelde warm en loom.

Zo voelde ik me het liefst: warm en loom.

Bij het oversteken van de straat zag ik mensen wachtende bij de tramhalte. Een groep Marokkaanse jongens waren bezig met een fiets die ze al lachend op de tramrails, enige meters van de halte vandaan, plaatsten. Onverschrokken voor eventuele reacties van omstanders, die er tot van mijn verbazing niet kwamen liepen ze naar de overzijde van het tramstation, wachtende op de tram en alle gevolgen van dien.

Ik bleef stilstaan en observeerde het geheel. In de verte zag ik tevens op de tramrails een platgereden voetbal. Dit had klaarblijkelijk niet het gewenste effect van adrenaline bij deze jongens bereikt. Logischerwijs kies je daarna voor een fiets; het liefst een gestolen fiets die er net iets te nieuw en prijzig uitziet. Als je dan toch destructief bent moet je het ten slotte goed doen.

Ik betrapte mezelf erop dat ik minstens zo nieuwsgierig was als deze jongens naar wat het effect van een rijdende tram tegen een fiets zou zijn. Wat me tevens opviel was dat de wachtenden bij de halte stuk voor stuk zo apathisch of voor zichzelf uit staarden of met hun mobiele telefoon bezig waren, dat ze niet eens bemerkten wat er er zich zojuist in een fractie van een minuut had plaatsgevonden.

Of hadden sommigen het wel gezien en waren ze bang om in te grijpen?

Een oudere dame in een veel te grote jas.

Een meisje van een jaar of zeventien gefixeerd op een veel te grote telefoon.

En een jongeman in pak met een houding die duidde op een veel te groot ego.

Een veel te groot ego of een tomeloze onzekerheid.

Ik keek toe en wachtte. Ook ik had kunnen ingrijpen, maar mijn ooit zo grote gevoel van rechtvaardigheid was verworden tot een drang om nog slechts toeschouwer te zijn. Om toeschouwer te zijn en nooit meer deel te nemen. In wezen waren ik en deze groep jongeren niet eens zo verschillend. Ook zij waren toeschouwer. En hoogstwaarschijnlijk wilden ook zij niet deelnemen. Althans niet in de maatschappij zoals zij die zagen met de verwachtingen waar zij voor vreesden. Een maatschappij die dingen van je verlangde, die inzet en intelligentie vereiste. Die van je vroeg om te studeren, hard te werken, vroeg op te staan en als het even kon vroeg je bed op te zoeken.

Dikke middelvinger. Dat is wat ze dachten toen ze die fiets op de tramrails plaatsen.

En misschien dacht ik precies hetzelfde.

Dikke middelvinger. Zowel naar de maatschappij als naar mezelf.

En tevens naar de wachtenden bij de tramhalte.

Het wachten op de tram leek eindeloos te duren. Het meisje met de veel te grote telefoon begon te plukken aan haar haar, de jongeman in pak begon het zenuwachtige plukken te observeren en de oudere dame in de veel te grote jas trok haar jas nog verder over zichzelf heen waardoor haar jas haar plotseling leek over te hebben genomen.

‘Dag jas’, zou ik gezegd hebben wanneer ik de dame gekend zou hebben en haar plotseling op straat tegen zou zijn gekomen. Misschien zou ze mijn vreemde gevoel voor humor begrijpen en een meewarige lach op haar gezicht hebben getoverd. Wetende dat ik alleen sta in mijn hang naar absurditeiten, met een blijk van empathie. Of misschien zou ze er niets van hebben begrepen en me met hoogstens een afstandelijke knik voorbij zijn gelopen.

‘Dag jas’ gonsde het door mijn hoofd. ‘Dag fiets’, was de echo die daarop volgde.

De fiets was uiteindelijk van geen belang. Evenmin de jas. Alles vergaat, alles gaat stuk. Over pakweg vijftig jaar is de de fiets in het beste geval gerecycled, hangt de jas al jaren zonder geïnteresseerden ergens in een kringloopwinkel, is de eigenaresse ervan al dood en begraven, de jongeman naast haar een gescheiden man op leeftijd met enkel nog herinneringen aan zijn jeugd en ambitie en is het meisje met de veel te grote telefoon die haar telkens vervuld met verwachting een oude dame die enkel nog aan haar haar plukt en van de eventuele berichten en oproepen van haar inmiddels nog grotere telefoon weinig tot niets meer verwacht.

De Marokkaanse jongens raakten verveeld en begonnen door testosteron gedreven kreten uit te slaan en elkaar te betasten zoals jongens met een te hoog testosteron gehalte dat doen. Plagend, stompend, elkaar uitdagend. Wie is de opperstier? Wie bepaald de uiteindelijke rangorde in de groep? Is het de grootste, de breedste, degene die uiteindelijk de meeste uren in de lokale sportschool doorbrengt? Of is het het kleinere lefgozertje, degene die nog heel wat te bewijzen heeft en daar zeker niet voor terugschrikt en zich niet laat imponeren door spiermassa? Degene die daardoor meer durft dan de spierbundel. Degene die, zoals ze ooit op een dronken, door hasj en wiet geïnfecteerde avond aan elkaar hebben laten zien, ondanks al zijn zogenaamde tekortkomingen toch de grootste pik heeft. Dat wapenfeit hield hij mooi in ere door ook nu in een joggingbroek zonder ondergoed zijn broeders te imponeren. De overige helft van de groep droegen laffe spijkerbroeken, en de opperstier, althans, de spierbundel die dacht dat hij opperstier was, droeg wel een joggingbroek, doch een waarin nochtans weinig te zien was.

Misschien was het een groeier.

Als toeschouwer begon ik me inmiddels lichtelijk te vervelen. De avondwinkel zou nog zeker een uur geopend zijn, een uur waarin nog van alles kon gebeuren. De drank die ik die avond tot mij had genomen zou nog lang en breed in mijn systeem zitten en een reden om terug te keren naar mijn onrustige muren, door paperassen gevulde tafel, lege flessen wijn en overvolle asbak was er inmiddels niet meer.

Misschien was mijn huis inmiddels wel in de hens gevlogen.

Ik meende mij te herinneren dat er behalve peuken ook nog ander restafval in mijn asbak lag.

Even dacht ik aan de onderburen aan wie ik een immense hekel had en aan hun drie kinderen over wie ik geen mening heb, behalve wanneer ze in de zomer buitenspelen en door mijn open room mijn woonkamer vullen met kinderstemmen.

Dat zou wat zijn als zij allen, inclusief mijn woning, vannacht in vlammen op zouden gaan. Ik vroeg me af of ik me schuldig zou voelen of dat ik zou kunnen leven met het feit dat dit alles slechts was ontstaan uit een nalatig incident. Een incident waarin ik de aanstichter was, al dan niet bewust. Terug naar huis gaan zou dit alles kunnen behoeden, en toch voelde ik niet de minste drang om eventuele levens te redden.

Bewust zijn of bij bewustzijn zijn. Dat was de keuze. Een keuze die ik schijnbaar reeds had gemaakt.

Ik had tenslotte een behoefte.

Een behoefte om er een einde aan te maken.


14 reacties

troubadour · 17 oktober 2015 op 09:04

Ik was op die fiets gaan zitten.

Esther Suzanna · 17 oktober 2015 op 13:38

Prachtig geschreven. Mooie observaties en heel herkenbaar.

Je kunt er pillen voor/tegen slikken. Niet te lang doorslikken, anders mis je dit allemaal…

*halfslachtige grijns*

Mien · 19 oktober 2015 op 13:55

As time goes by. As bicycles goes by, as coats go by. As tears go by. As liquor goes by. As sigarettes go by. On the opposite of the dark side of the moon, the sun will always shine. Shine on you crazy diamond.

Troy · 22 oktober 2015 op 23:28

Troubadour: welnee, over sommige dingen kun je als troubadour zijnde beter een mooi lied schrijven.

Dankje, Esther. En je hebt helemaal gelijk.

Mien! Long time, no see. Je muziek referenties bevallen me wel. The show must go on.

Meralixe · 23 oktober 2015 op 09:48

Welkom op column x?
Nee, een veelschrijver kunnen we je niet noemen. En dan, steeds in die duistere zone… Wat zou het voor mij een verademing zijn te mogen weten dat je een typetje neer zet, dat er achter Troy een persoon schuilt met een positieve ingesteldheid. Dat zou pas het ultieme bewijs zijn dat je kunt schrijven.
Toch nog wat kritiek…Doordat je het verhaal nauwelijks laat evolueren is de column te lang geworden en sommige zinnen konden ook in de tegenwoordige tijd meegegeven worden. Voorbeeld:’Het voordeel van het wonen in een grote stad was dat er altijd wel een winkel in de buurt was die tot in de late uurtjes mensen zoals ik verwelkomden.’ Dat voordeel is er altijd, ook nu.

‘Als toeschouwer begon ik me inmiddels lichtelijk te vervelen.’ schreef je naar het einde toe. Eerlijk is eerlijk, dat gevoel kreeg ik ook een beetje bij het lezen.

Esther Suzanna · 2 november 2015 op 00:44

Prachtige column, of meer een verhaal. Gefeliciteerd! 🙂

troubadour · 2 november 2015 op 08:21

Gefeliciteerd met de keuze van de redactie jouw column te benoemen tot column van de maand. Zij zullen daar ongetwijfeld ook een stimulans mee hebben willen uitspreken om meer van jouw inspirerende schrijfsels te mogen genieten op CX in de toekomst. Daar sluit ik me van harte bij aan. Als dat zo is..

Spencer · 2 november 2015 op 16:22

Van harte!

Meralixe · 2 november 2015 op 16:44

Gefeliciteerd!
Kan dit een stimulans zijn om ietsjes intenser mee te draaien met deze site?

Mosje · 2 november 2015 op 18:26

Troy, ben jij het? Hoera, je leeft nog…

Nachtzuster · 2 november 2015 op 20:28

Van harte gefeliciteerd met deze mooie CvdM!

Dees · 2 november 2015 op 20:48

Voor een doodswensende mens heeft de ik behoorlijk wat humor, behoorlijk wat belangstelling voor wat avondwinkelpersoneel van hem vindt en behoorlijk wat belangstelling voor piemelformaten. Goed je weer te lezen. Ook deze heb ik in de eerste ronde gemist.

Troy · 17 oktober 2017 op 03:38

Pas twee jaar later kom ik erachter dat ik als schrijver columnist van de maand ben geworden. Wat een eer. Beter laat dan nooit. Ik neem dit mee en ga mijn pen weer eens flink misbruiken. Dank allemaal!

Mien · 17 oktober 2017 op 08:28

Niet lullen, poetsen! ?

Geef een reactie

Avatar plaatshouder