De dramatische aanslag op Dominika had zijn impact op mij niet gemist. Nadat ik nog een tijdje in een donker steegje had na staan shaken van alle consternatie, sloop ik terug naar mijn hotelkamertje, waar ik de nacht verder slapeloos doorbracht. De volgende morgen verliet ik, na te hebben uitgecheckt, mijn hotel en ging op zoek naar de contactpersoon, die mij naar Dücka Brasçi kon brengen. Het adres van die persoon had ik van Dominika gekregen en eenmaal daar aangekomen, klopte ik op de deur. Een man deed open. Ik gaf hem een hand en stelde me voor. Zijn naam bleek Joseph te zijn. Bij het zien van de ring die ik van Dominika had gekregen liet hij mij meteen binnen. Ik vertelde hem over de gebeurtenissen van de vorige dag. Joseph was diep geschokt toen hij hoorde over het ongeluk dat Dominika was overgekomen. “Thomas, ik breng jou bij Dücka Brasçi,” verklaarde hij geëmotioneerd. Nadat hij wat spullen bij elkaar had gezocht gingen we meteen op reis. We stapten in een krakkemikkige Skoda uit 1965, die voor het huis stond geparkeerd en reden weg, weg van Bratislava.

Na enkele uren in de Skoda, kwamen we aan in een grauw bergdorpje, ergens in de Karpaten. Joseph parkeerde zijn wagen pontificaal voor een dorpscafé. We liepen naar binnen en werden begroet door een meisje dat vanachter de toog naar ons kwam toegelopen. Joseph kuste haar op de wang. “Thomas, dit is Tereza, mijn zus. Tereza, dit is Thomas. Hij kan ons helpen,” verklaarde Joseph. Tereza haastte zich om ons van een drankje te voorzien. Joseph vertelde haar over het ongeval met Dominika. Het meisje was zichtbaar aangeslagen door het bericht. “Dominika was mijn beste vriendin,” verklaarde ze.

Na enige tijd vroeg Joseph; “Tereza, kan je mij uitleggen hoe we bij Dücka kunnen komen? Dan breng ik Thomas er wel heen. Dan hoef jij dat niet te doen.” Met tranen in de ogen bracht Tereza ons naar achter. Toen we buiten stonden keek ze of er niemand in de buurt was, en stuurde ons een bergpad op. Vandaar uit moesten we nog een klein uur lopen, totdat we bij een berghut kwamen.

Daar maakte ik kennis met Dücka Brasçi. Dücka leek mij een aimabele man, die ook al meteen in tranen uitbarstte toen Joseph hem vertelde over het lot van zijn nichtje. “Je zou mij, mijn nichtje en mijn land een grote dienst kunnen bewijzen door ons te helpen, beste Thomas,” vertrouwde hij mij enige tijd later toe. We spraken over allerlei zaken, en de deplorabele toestand waarin de schrijver moest leven. Met roodomrande ogen overhandigde hij mij zijn manuscripten. “Alsjeblieft. Bezorg deze papieren bij de mensen in Nederland wier adres ik op het kaartje heb geschreven. Het is familie van mij. Zij zullen hun uiterste best doen om het verhaal bij een uitgever onder te brengen en te laten uitgeven. Je doet mij hiermee een groot plezier. Hier heb ik jaren aan gewerkt. Het is het verhaal van mij en mijn familie, en hoe wij ons in dit land staande hebben weten te houden in de afgelopen jaren. Jaren waarin wij werden geconfronteerd met oorlogen, crises, en persoonlijke drama’s. Een verhaal over hoop en wanhoop, liefde en verdriet, leven en dood. En bovendien enkele zaken die het daglicht niet kunnen verdragen, en waarvoor de autoriteiten mij met plezier zouden willen laten verdwijnen.

Ik was diep onder de indruk van de man en zijn verhaal. Ik twijfelde niet en nam het pakket aan, waarop Joseph en ik weer terugliepen naar het dorp. In het café namen we afscheid van Teraza en reden weer richting Bratislava. Onderweg bespraken we wat te doen. Bij Joseph’s huis aangekomen friste ik mij wat op en begon het manuscript in verschillende onderdelen te verdelen. Vervolgens liet ik mij naar het vliegveld van Bratislava brengen, en meldde mij aan bij de incheckbalie. Plotseling kwam er een douane agent op mij af en snauwde: “Meekomen!” Geschrokken volgde ik hem naar een apart kamertje en moest mijn koffer op een tafel leggen. “Openmaken,” beval hij mij waarna hij in mijn bagage begon te rommelen. Het klamme zweet brak mij uit. De man haalde het Baboesjka beeldje tevoorschijn. Treiterend bewoog hij het beeldje voor mij op en neer, alsof hij het op gewicht probeerde te schatten. Langzaam begon hij het beeld uit elkaar te schroeven, waarbij hij mij bleef aanstaren.


Thomas Splinter

Verhalen zijn splinters uit mijn onderbewustzijn.

5 reacties

NicoleS · 27 juli 2016 op 07:16

Spannend, benieuwd naar een volgende aflevering. Goed geschreven.

Mien · 27 juli 2016 op 07:17

Je houd de spanning er goed in Thomas. Moest wel even teruglezen om weer in het verhaal te komen. Benieuwd welke schat er uit Baboesjka komt. Jij ook?

Meralixe · 27 juli 2016 op 20:01

Ach Mien, (moest wel even teruglezen,) daar zeg je me wat. Toch opletten met vervolgverhalen, duo columns, primers en dergelijke. Neemt dit niet een beetje de kracht van de echte column weg? De kracht van een story, de boodschap die je bij de keel grijpt, de kracht van een verhaal waar je stil van wordt?

Snarf · 27 juli 2016 op 22:31

Tja, ik moest ook even terug in het verhaal om het vervolg te vatten. Heb mezelf ook ‘schuldig’ gemaakt aan een vervolgcolumn en zal dat niet meer doen. Ik sluit mij aan bij het commentaar van Meralixe. Een column van rond vijfhonderd woorden houdt de aandacht vast. More is less … Wat niet wegneemt dat je stijl van schrijven goed is.

Thomas Splinter · 27 juli 2016 op 23:03

Hartelijk dank voor jullie reacties. Het is altijd weer spannend om te zien of je de aandacht van de lezer kunt vasthouden met een vervolgverhaal. In ieder geval mooi dat jullie de moeite hebben genomen om een en ander terug te lezen. Deel 4 (en slot) is onderweg.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder