Zomer 1959

Ik lig aan het einde van een zandpad, verscholen achter bosbessenstruiken. Laat op de dag, doodtij. Het helle julilicht wil nog niet wijken voor de schemering. Ik ben op jacht. Mijn vader heeft uit een V vormige berkentak met zijn dolk een katapult voor me gesneden. Het hout is blank, een stevig rubber elastiek met een leren matje in het midden is via een inkeping aan beide uiteinden vastgemaakt.
Ik moet kracht zetten om het elastiek naar me toe te trekken en het handvat recht te houden, want hoe harder ik aanspan hoe meer mijn pols naar beneden wordt geduwd. Ik heb munitie naast me liggen, het hoopje stenen dat ik vanmiddag heb opgeraapt van het grindpad voor de boerderij waar we logeren.
Mijn jachtinstinct is gewekt door de hazen, die vanuit het korenveld plotseling met grote sprongen het pad oversteken. Meestal staan ze stil als ze aan de rand van het koren tevoorschijn komen. Rechtop lijkt het wel, met de kop in de wind, oren omhoog. Vanuit de dekking wachten ze even om eventueel gevaar op te kunnen snuiven. Lichtbruin tekenen de dieren zich af tegen het wuivende graan.
Ik doe mijn best het beven van mijn handen te bedwingen.
Daar! Ik span zo stil mogelijk de katapult, richt en laat los.
De steen ploft meters voor het dier op het pad, een stofwolkje spat op. De haas is met een sprong in het veld verdwenen.

Als het donker is zetten mijn vader en mijn opa de auto op het pad. Een lichtbak, daar komen ze op af zeggen ze. De hazen zijn dan verblind zodat ik ze makkelijker kan raken. Ik wacht in spanning, half onder de wagen liggend, met mijn wapen in de aanslag.
Dan springt mijn vader in zijn witte tropenhemd plotseling op handen en voeten voor de auto langs, zijn haar valt in slierten voor zijn gezicht en hij maakt rare geluiden. De mannen gieren van het lachen. Ik voel me vernederd, mijn keel trekt samen en voordat de tranen komen loop ik zonder iets te zeggen naar binnen.

‘Nu gaan we echt jagen jongen’, zegt mijn opa de volgende ochtend als hij, mijn vader en ik langs de bosrand wandelen. Tussen de knopen van zijn jas steekt een zwarte loop naar buiten. Ik snap dat we iets gaan doen dat verboden is.
‘Daar’, mijn vader wijst. In de verte zit een houtduif op een tak. Met een uitgestoken arm houdt opa Jo ons tegen, haalt de buks tevoorschijn en zakt op een knie. We durven nauwelijks te ademen als hij voorzichtig doorlaadt en aanlegt. Een droge tik en 25 meter verderop valt de vogel naar beneden.
‘Knap schot pa’, zegt mijn vader zacht. Mijn opa reageert niet maar loopt geconcentreerd verder.
De duif ligt op haar zij op het mos, het kopje half weggeschoten. Bloed en gele hersenen puilen uit de resten van de kleine schedel en druipen over het blauw witte lijfje. Een bleek groen oog drijft als een miniknikkertje in de derrie.
Mijn maag draait om, de realiteit van de jacht en de dood dringt zich in een flits aan me op. Instinctief wend ik mijn hoofd af maar ik weet op hetzelfde moment dat dit beeld, deze zinloze verwoesting, me altijd bij zal blijven.
Opa buigt zich even naar het lijkje en schopt het dan de struiken in.
‘Mager scharminkel’, bromt hij.
Jaren later, in de bossen van Noorwegen, als ik me een seizoen lang hippie en woudloper waan, snijd ik de buik van een net gevangen forel open en moet ik overgeven als ik het dier op zijn eigen hartenklop dood zie bloeden.

Categorieën: Algemeen

7 reacties

Mien · 3 maart 2015 op 07:14

Mooi en virtuoos. :yes:

troubadour · 3 maart 2015 op 09:28

Vol realiteit zonder enig gebrek aan de mogelijkheid om de situatie te schetsen zoals die gewenst is. Zo wordt men vagenist, of hoe heet het.

Esther · 3 maart 2015 op 13:37

Wat is Virtuoso?

Heel ‘beeldend’ 😕 en prachtig geschreven. De laatste zin voegt voor mij niks toe. Ik had het sterker gevonden zonder…

Soms is het bijna fijn om bijna goede stukjes te lezen of zelfs zeer slechte omdat je dan iets te melden hebt. Bij perfectie kun je alleen ‘Prachtig’, of ‘Mooi’ typen. Steeds vaker reageer ik niet omdat er niks anders te typen valt dan ‘Wow’… :-))

Dat ik nu zoveel typ is toeval. :blush:

Pierken · 3 maart 2015 op 17:19

Als een foto heb je het open geschoten dofferkopje beschreven. Ik zat net een makreel te eten. Kon die laatste zin er ook nog wel bij ;). Ken je dat?: Kaken die stoppen met kauwen en een op slot geslagen keel?

Maar je hebt nogal wat aan je fiets gehangen, trawant. ‘Virtuoso’ lijkt mij met recht ook een serieus te nemen project dat je met jezelf bent aangegaan. Tot nu toe blijf je schakelen als een getunede motor en heb je denk ik de variatie in versnellingen nodig om scherp te blijven. Je wil wellicht iedere keer een stukje marathon sprinten. Een hele lukt nou eenmaal niet in één keer (Herkenbaar). Alhoewel je met Otto wel al op weg was naar een toptijd. Maar, volg je gevoel. Met deze column heb je weer een bijzondere toevoeging aan dit traject vastgelegd. Vader en zoon die door hun karakters subtiel langs elkaar heenglijden, ik hou daarvan. Die ijle sfeer tussen jou en jouw vader hou je goed vast. Daarmee wordt het uiteindelijk een prachtig geheel.

Meralixe · 3 maart 2015 op 18:17

Tja, de tijden veranderen… Wie onder ons zou nu nog een kip kunnen doden, pluimen en kuisen. Elke generatie is het wat minder. Grootvader- vader- zoon. Dat heb je mooi in beeld gebracht. Nu ja, wat is minder? 🙁

arta · 3 maart 2015 op 23:38

Poeh, herkenbaar… (Als in… De slacht op de boerderie in mijn jeugd)
Indringend geschreven, Trawant.
Erg mooi.

pally · 4 maart 2015 op 15:08

Prachtig geschreven, trawant en invoelbaar gemaakt dat zulke situaties uit je jeugd, altijd invloed blijven hebben. De laatste alinea met de forel geeft dat precies weer.
Goed dat je het in de t.t. hebt gezet, als lezer ben ik er dan nog dichterbij.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder