De volgende tekst is gebaseerd op een waargebeurd verhaal en kenmerkt de tragiek van het aardse bestaan

Toen ik, op die bewuste donderdagnacht, vanuit een café de kou inliep richting een ander café, klampte onderweg een blonde dame van rond de twintig mij aan. ‘Ja, wat?’ vroeg ik enigszins geïrriteerd, vanwege de kou en omdat ik bang was dat ze grappig wilde doen en bijvoorbeeld haar kut zou tonen. Van dergelijke humor was ik niet gediend op dat moment. ‘Er hangt een stuk servet vast aan de onderkant van je schoen,’ zei ze behulpzaam. Ze wees naar mijn linkerschoen, waar inderdaad een stuk servet aan vasthing. ‘Hmm raar,’ reageerde ik. ‘Hoe blijft zoiets in godsnaam vastzitten aan iemand zijn schoen?’ – ‘Zie ik eruit als iemand die dergelijke vragen kan beantwoorden? Wellicht moet je het servet eraf halen en kijken waardoor het vastkleeft. Aan zulke wijsheden heeft een mens nog iets op deze oppervlakkige nacht, dacht ik vrolijk. Ik trok het servet eraf en constateerde dat het kleefde dankzij een kauwgumpje. ‘Humor om te lachen,’ concludeerde de dame na deze ondervinding.

‘Nu dit probleem van de baan is, zou ik wel eens willen weten hoe je heet?’ vroeg ze direct daarna. ‘Is dat relevant?’ – ‘Nee, maar wel handig voor als ik je naam wil roepen tijdens de keiharde seks die we straks gaan beleven’ Dit kwam rauw op mijn dak vallen. Zo rauw dat mijn lichaam warm werd, ondanks de helse kou. ‘Namen roepen is nergens voor nodig,’ zei ik angstig, terwijl ik mezelf afvroeg of ze me in het ootje nam. ‘Ha, ik nam je maar in de zeik. Denk je dat ik zo snel ga seksen met een individu dat nog geen minuut geleden met een stuk servet onder zijn voet door de straten liep?’ – ‘Er gebeuren vreemdere dingen op aarde.’ – ‘Daar zit wat in. Maar je moet weten dat ik niet snel neuk in de winter. Veel te koud. Ik lees liever een goed boek, daar steek je ook nog eens wat van op. ’ – ‘Zo is dat,’ zei ik, en vroeg me af waar dit gesprek in godsnaam naartoe ging. De dame begon te bibberen. ‘Heb jij het ook zo koud,’ vroeg ze. Aah, het weer. Het perfecte onderwerp om elk gesprek weer nieuw leven in te blazen. ‘Ja, het is koud.’ zei ik. Toen werd het stil. Het nieuwe leven inblazen liep niet heel soepel. Een jongen zag mij met het servetje in mijn hand en liep naar mij toe.

‘Ha, jij bent erin getrapt,’ lachte de jongen die ontzettend lelijk was. ‘Dat ben ik inderdaad. Het was een grap dus? – ‘JA, JA,’ gierde de jongen, terwijl hij de vrouw, die er nog steeds stond, uit euforie op haar schouder klopte. ‘En de grap was dat ik dan met het servetje aan mijn voet door de straten loop?’ De jongen had het niet meer en kronkelde uit pure waanzin over de grond. ‘Humor is jou wel aangeboren, he?’ vroeg ik. ‘Ja,’ zei de jongen. ‘Mijn vader was ook een echte grappenmaker. Van moppen tot portemonneetje trekken. Je kon het zo gek niet bedenken, of hij was er mee bezig.’ – ‘Alleen jammer dat dat de zwakste vormen van humor zijn,’ zei de vrouw ineens. ‘De mop die mij aan het lachen krijgt moet nog verzonnen worden. En een portemonnee aan een touwtje? Nooit ingetrapt. Wat moet een mens immers met een portemonnee vol geld in een vergane maatschappij?’ Er sprongen tranen bij de jongen in de ogen en hij rende huilend weg. De dame lachte en vertelde mij dat ze het een gezellig gesprek vond maar nu weer moest vertrekken. Ik vertelde haar dat dit wederzijds was en liep het beoogde café binnen. Zonder servetje.

Categorieën: Algemeen

2 reacties

troubadour · 4 maart 2015 op 12:51

Vermakelijke story, de waarheid is dikwijls goed genoeg. Het toefje hier en daar maken het licht verteerbaar.

Mien · 4 maart 2015 op 13:07

Jammer dat je het verhaal duidt. Nergens voor nodig. Servetten zijn een kostbaar goed en altijd aanleiding tot boeiende gesprekken. Als je er voor open staat uiteraard. Leuk verhaal. :yes:

Geef een reactie

Avatar plaatshouder