Onlangs vierde een broer van mij zijn veertigjarige bruiloft. Op zijn feest spraken we over een bezoek dat we enkele jaren geleden, samen met een vriend van hem, brachten aan een klooster in de Belgische Ardennen. We waren uitgenodigd door een kennis van mijn broer; broeder Martinus. Het was een herfstachtige dag toen wij bij het klooster aankwamen en werden binnengelaten door broeder Portier. Hij bracht ons door hoge lange gangen naar een ontvangstruimte waar we werden opgewacht door onze gastheer voor de komende dagen. Broeder Martinus verwelkomde ons met aanstekelijk enthousiasme en leidde ons naar het gastenverblijf waar we ons konden opfrissen. Na het gezamenlijke avondeten liepen we naar de abdijkerk, voor de avondmis. De Latijnse gezangen riepen de sfeer op van vervlogen tijden. Het “Pater noster, Qui es in caelis”, klonk zoals het hoort te klinken; bevlogen, bezield en verheven. Het bracht een serene rust. Tijdens de communie werden we geacht om in een kring rond het altaar te komen staan, waar vader Abt ons de hostie uitreikte. Dat alles onder het toeziend oog van enkele Heiligen die vanaf hun sokkels devoot op ons neerkeken. Na de mis zou Martinus ons naar onze slaapkamers brengen, maar eerst moesten we meekomen naar zijn eigen vertrek. Hij begon te vertellen over zijn leven en hoe hij tot zijn roeping was gekomen. Hoe hij als ‘jong menneke’ met de verkenners op kamp ging en met zijn groep een bezoek bracht aan het klooster. Een van de monniken daar sprak hem aan en zei: “Jou zie ik hier nog wel eens terugkomen.” Jaren later, hij had inmiddels verkering gekregen met een meisje, bleef deze opmerking hem alsmaar achtervolgen. Hij verbrak de relatie en trad in als kloosterling. Martinus gaf zich over aan het strakke kloosterregime. Een dagelijks vast programma dat bestond uit acht uur werken, acht uur bidden en acht uur slapen. Enkele jaren na zijn inwijding kwamen de twijfels en kreeg hij een burn out. Vader Abt adviseerde hem om terug te keren in de maatschappij zodat hij voor zichzelf kon uitmaken of deze roeping voor hem nog wel de juiste was. Na enkele maanden wist hij genoeg, maakte zijn definitieve keuze en keerde terug naar het klooster. Hij pauzeerde even. “Ik vergeet bijna om mijn gebeden op te zeggen,” zei hij giechelend en knielde neer naast zijn bed. Stak zijn arm onder het ledikant en haalde een kratje Trappistenbier tevoorschijn. “Mag eigenlijk niet,” fluisterde hij ons samenzweerderig toe. We maakten het hele voorraadje soldaat tot de laatste druppel en zochten daarna lichtelijk schommelend ons bed op. De volgende dag ontbeten we in de refter met de overige bewoners. Daarna liet Martinus ons de rest van het klooster en de bijgebouwen zien. Zoals de leegstaande oude koeienstal en werkplaats. Landbouw en veeteelt waren lange tijd de belangrijkste bron van inkomsten voor de monniken geweest maar inmiddels had de brouwerij die rol overgenomen. Bij de middaglunch kregen we dan ook een stevig glas tafelbier geserveerd. ’s Middags liepen we door de met prachtige herfstkleuren getooide kloostertuin. “Deze tuin is aangelegd door een monnik die hiermee een replica van het Aards Paradijs heeft willen creëren,” sprak hij plechtig. “Ongekend,” zei mijn boer “maar toch mis ik Eva”. Martinus lachte, maar de magie van het moment was daarmee wel een beetje verdwenen. Het was tijd om te gaan. In de kloosterwinkel kochten we enkele kratjes Trappistenbier voor onszelf en het thuisfront. We pakten onze spullen in de auto, namen afscheid van Martinus en reden in een rustig tempo terug naar huis. Roeping gemist? Denk het niet. Maar als ik een rustpuntje zoek, zie ik mezelf nog wel eens in die abdijkerk zitten.

Categorieën: Algemeen

G.van Stipdonk

Gerard van Stipdonk. Mijn motto: Wie schrijft die blijft.

4 reacties

Mosje · 5 september 2018 op 11:52

Een mooi oranje verhaal

G.van Stipdonk · 6 september 2018 op 21:41

Hartelijk dank voor deze kleurrijke reactie. Ik weet niet hoe ik het voor mekaar heb gekregen, maar de tekst kleurt mee met de seizoenen.

Mien · 6 september 2018 op 23:35

Gelukt met publiceren. Gut mann!
Gelukkig zijn de witregels wel wit gebleven. ?

G.van Stipdonk · 7 september 2018 op 18:42

Geluk bij een ongeluk. En door!

Geef een reactie

Avatar plaatshouder