De dramatische verwikkelingen rond de ontdekking van het graf van de vermiste Wesley Mills, bezorgden ons enkele dagen oponthoud. Onze trip door de Rocky Mountains verliep anders dan verwacht. (*) We hadden heel wat uit te leggen aan de plaatselijke politie, maar uiteindelijk kregen we toestemming om verder te reizen. Sylvia en ik stapten op onze Harley, en toerden verder, verder over de eindeloze Amerikaanse wegen, alsmaar verder. Naar de horizon. De Roerdonkse Easyriders waren ‘on the road again’!

Na enkele dagen werden we overvallen door extreem noodweer. We zochten een plaats om te schuilen, en kwamen uit bij een verlaten huis aan het einde van een doodlopende weg. De motor werd in een krakkemikkig schuurtje naast het huis gestald, en wij renden naar binnen. Het bleek geen toplocatie, het dak lekte hier en daar, maar gelukkig was een van de slaapkamers kurkdroog. We stookten de open haard op in de woonkamer, en terwijl boven onze hoofden de regen op het dak neerkletterde, en wij knus naast elkaar voor het haardvuur zaten, vertelde ik Sylvia over een droom. Een droom die ik in mijn tienertijd had gehad, maar die me nu, na al die jaren weer levendig voor ogen stond.

Met mijn klasgenoten van de brugklas was ik op schoolkamp. Tijdens een nachtelijke dropping werden we door een flinke stortbui overvallen. We baanden ons een weg door nat struikgewas, tot we uiteindelijk terechtkwamen bij een vervallen hut, die daar in de wildernis verscholen lag. Het dak lekte als een vergiet. Onze groepsmentor, een rare kwibus van een vent, wist hoe je lekkende dak kon repareren. Hij liet ons bloed uit onze oren persen, en in de lekkende gaten stoppen. Bizar! Drijfnat van het zweet werd ik wakker.

Sylvia huiverde. Meteen vroeg ik me af, waarom ik dit verhaal eigenlijk aan mijn vriendin zat te vertellen. “Wat een rare droom voor een kind,” mompelde Sylvia. Ze stond op en liep naar de slaapkamer. Ik bleef nog even op mijn plek voor het haardvuur zitten, luisterend naar de regen op het dak, en prakkiserend over mijn droom. Na een half uur ging ik ook naar bed, waar ik me lekker tegen Sylvia aan nestelde.

Midden in de nacht hoorde ik Sylvia in mijn oor fluisteren: “Thomas… Het lijkt wel of er iemand langs het huis loopt.” Ik stond op, liep naar de woonkamer, en luisterde. Het nog na smeulende haardvuur zorgde voor een spookachtig schijnsel Er morrelde iemand aan de deur! Meteen werd deze met geweld ingetrapt. Een man stapte binnen. Een kaal,vet, getatoeëerd, stinkend exemplaar, zoals je ze ’s nachts voor geen goud op straat zou willen tegenkomen. In zijn ene hand droeg hij een zwarte tas. Hij schrok toen hij mij zag staan. “Help us, we have a wounded man here,” zuchtte hij. Meteen achter hem kwamen nog twee mannen binnengestrompeld. De een ondersteunde de ander, die zwaar gewond leek te zijn. Vanuit de slaapkamer keek Sylvia mij met grote angstogen aan.

 

(*) zie: Wesley Milss  (03-05-2017)

 

 


Thomas Splinter

Verhalen zijn splinters uit mijn onderbewustzijn.

2 reacties

Arta · 14 oktober 2017 op 21:00

Oeh, weer een vervolgverhaal, leuk!

Opbouwend puntje: Ik mis geuren, kleuren, wat details, om het verhaal van 2D naar 3D te tillen is het handig om alle zintuigen in te zetten!

Dit doet overigens niet af aan het feit dat je lekker schrijft, Thomas!

Thomas Splinter · 15 oktober 2017 op 10:21

Hartelijk dank voor deze opbouwende feedback. Geuren, kleuren, stinkend, vet, ik snap wat je bedoeld. Ga daar zeker iets mee doen.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder