Ik neem afscheid van Jenny en wandel terug naar Roerdonk, onderweg nog wat namijmerend over de tijd dat ik met Jenny en haar broer John omging, en over wat er uiteindelijk van hen is terechtgekomen.

In het dorp aangekomen, loop ik binnen bij herberg ‘de Gevulde Kip,’ mijn oude stamkroeg. Daar tref ik enkele kennissen van vroeger aan. We drinken samen op het weerzien, en zij weten mij te vertellen dat die nieuwe bewoner van kasteel Roerdonk, die Trespa, zijn fortuin heeft gemaakt met vastgoedtransacties, in binnen- en buitenland.

Stipt op tijd komt wethouder van der Kuijlen de herberg binnengezeild, met hem heb ik een afspraak. We nemen plaats aan een tafeltje bij het raam, met uitzicht op het dorpsplein. Op de achtergrond klinkt ‘Rivers of Babylon’ van Boney M. Ik vertel de wethouder desgevraagd over mijn reis naar Roerdonk, en over het bezoek aan het kasteel. Van der Kuijlen begint te zwetsen, dat hij er toch maar mooi voor heeft gezorgd dat die Maurice Trespa zich in Roerdonk heeft gevestigd. “Dankzij mijn beleid om dit soort kapitaalkrachtige figuren naar Roerdonk te lokken, krijgt onze gemeente net dat beetje extra uitstraling,” wauwelt hij verder. “En dat is iets dat je zeker in de jubileumuitgave mag vermelden, Splinter,” drukt van der Kuijlen mij op het hart. Hij heeft het over het boekwerk dat ik mag gaan samenstellen in verband met het 850 jarige bestaan van de gemeente Roerdonk. “De gemeente betaalt alle onkosten,” besluit de wethouder. Dat is goed om te horen. We schudden elkaar de hand en klinken op de overeenkomst. Ik blijf meteen maar overnachten in ‘de Gevulde Kip.’

De volgende dag ga ik gelijk aan de slag met mijn nieuwe project. Ik pleeg wat researchwerk in het gemeentearchief, en als ik ’s middags weer in de ‘Gevulde Kip’ ben om te lunchen, word ik gebeld. Het is Jenny, lichtelijk in paniek. “Hey Thomas, zou je iets voor mij willen doen?” vraagt ze. Haar stem klinkt hees. Met een neutraal “dat ligt er al aan,” houd ik een slag om de arm. Ze vertelt me dat ze met haar auto op weg was naar de stad, voor een bezoek aan de Rabobank, maar een klein ongelukje heeft gehad. Ze bevindt zich nu op de afdeling spoedeisende hulp van het Standaard Ziekenhuis. Of ik “please please” even wil komen? Daar kan ik geen nee tegen zeggen, we zijn tenslotte vrienden geweest.

Ik zoek haar meteen op, en daar zit ze, op een bed, met een arm in een mitella. Ze moet nog enkele onderzoeken ondergaan, vertelt ze, en legt uit dat ze gisteravond, toen ze nog bij Maurice op het kasteel was, werd gebeld door haar broer John. Hij vertelt haar, dat hij zojuist is ontslagen uit de gevangenis. Daar zat hij opgeborgen, nadat hij eerder tegen de lamp was gelopen als koerier van een drugsbende. In ruil voor strafvermindering heeft John er een paar leden van de club bijgelapt, en daar zit hem de crux. Een stelletje van dat gajes is nog op vrije voeten, en die zouden hem graag als spijtoptant aan het kruis nagelen. De liquidatie door de politie van drugsbaas Paco Estanaco heeft John’s zaak er niet gunstiger op gemaakt. Justitie heeft hem per direct op vrije voeten gesteld! John is uit voorzorg meteen ondergedoken, maar wil zo snel mogelijk de plaat poetsen, liefst naar het buitenland. Hij vraagt Jenny om hem zoveel mogelijk geld te bezorgen, zodat hij naar Canada kan vertrekken. Daar, ergens in de Rocky Mountains, zit immers oom Michael, en die kan hem, met wat goede wil, helpen om een nieuwe start te maken. “Maar ik moet het wel snel hebben,” smeekt John. Jenny belooft hem om de volgende dag zoveel geld te brengen als ze kan missen. Na het gesprek met John is Jenny naar Maurice gegaan, om uit te leggen waarom ze de volgende dag eerder dan normaal uit de veren moet. Ze heeft hem verteld dat een familielid van haar zwaar in problemen zit en dringend geholpen moet worden. Maurice heeft nog gevraagd of hij iets voor haar kan doen, maar Jenny wil hem liever niet bij haar eigen sores betrekken. Voor de zekerheid heeft ze haar vriendin Suzanne nog gebeld, om te zeggen dat ze de volgende dag pas later naar huis zal komen.

Maar nu zit ze hier, in de lappenmand, en vraagt aan mij: “Thomas, kan jij het geld bij John bezorgen?” Ik aarzel even maar zeg dan: “Vooruit met de geit, ik doe het!” Jenny is opgelucht, geeft mij een kus, het adres en het pakketje, en daar ga ik. Gas erop!

 

 

 

 

 


Thomas Splinter

Verhalen zijn splinters uit mijn onderbewustzijn.

6 reacties

Karen.2.0 · 5 december 2016 op 18:53

Leuk vervolg, op naar deel 3, wordt vast spannend!? Ik mis (als ik dat mag zeggen) een beetje ‘show don’t tell’ maar das peanuts?

NicoleS · 5 december 2016 op 19:06

Goed stuk Thomas zoals altijd

Nummer 22 · 6 december 2016 op 07:19

Ik ben zeer nieuwsgierig naar het vervolg!? En of dat pakketje een goed gevulde kip is.

Esther Suzanna · 6 december 2016 op 16:24

Goed geschreven! Als eerder vermeld is het iets te ‘vertellend’, gaat het té snel en mist het diepgang en zintuigelijkheid. Voor mij is het dan moeilijk om ‘erin’ te komen. Natuurlijk is mijn mening totaal subjectief 😉

Thomas Splinter · 6 december 2016 op 19:24

Hartelijk dank voor deze fijne reacties en opbouwende kritiek. Zoals ik al eerder aangaf, hoop ik dat ik de aandacht van de lezer kan vasthouden tot het einde. Dat blijft altijd spannend!

Arta · 8 december 2016 op 22:18

Ook ik lees mee 🙂
Ik kan me vinden in Esther’s tips aan jou.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder