Met een ruk probeer ik mijn been los te krijgen. Ik voel me slaperig en weet even niet meer welke dag het is. Langzaam kijk ik langs mijn lichaam naar beneden, waar de verpleegster zojuist bezig is een soort riem om mijn enkels heen te binden. Suf kijk ik om me heen en constateer dat ik als een barbie in de verpakking word vastgesnoerd.

Dan komt de dokter binnen. Hij komt bij mijn hoofdeinde staan. ‘Goedemorgen schone slaapster! Ben je al lang wakker?’ Er borrelt weer woede in mij op bij het zien van zijn gezicht. Ik ontdek tot mijn afgrijzen dat ook mijn armen zijn vastgebonden, en spuug hem in zijn gezicht. Doodleuk veegt hij de klodder speeksel van zijn gezicht af met zijn witte zakdoek, alsof het een beetje regen is. Ik grijns tevreden als ik zie dat er een paar spetters in zijn rechteroog terecht zijn gekomen, en hij flink moet wrijven. Dan draait hij zich met een strak gezicht om naar de verpleegster, en ze praten samen over dingen die ik niet begrijp. Verveeld zucht ik, en bedenk me hoe belemmerend de strakke riemen zijn om mijn armen en benen. Ik blik de kamer door, op zoek naar iets om me te vermaken. De kamer is schemerdonker en de smetteloze lamellen voor het kleine raam zijn gesloten. Er hangt een televisie in de hoek met daarnaast een prikbord, voor kaarten en tekeningen. Het prikbord is leeg.

‘Hé, zet de tv eens aan!’ Frustrerend als je dat niet gewoon zelf kan, terwijl de afstandbediening naast je ligt. ‘Ik wil los! Maak me los, nu!’ Ik wring me hopeloos in allerlei bochten. Ik voel de drift uit mijn tenen omhoog schieten, als ik de dokter en de verpleegster zie staan, en zie blijven staan. Ze kijken elkaar aan en wisselen een veelbetekenende blik.

‘Nou, vooruit. De tv.’ De verpleegster loopt naar mijn hoofdeinde en pakt de afstandsbediening. Klik. ‘Welke zender?’ vraagt ze achteloos. ‘Deze is goed.’ Ik zie al tekenfilms. ‘Maar ik wil nu los!’ Ik laat mijn vuilste blik los richting de dokter, in de hoop iets voor elkaar te krijgen. Zuchtend verplaatst de dokter zijn gewicht naar zijn andere been. Hij kijkt even naar de grond, voor hij zegt: ‘je mag niet los. Je hebt zelf laten zien dat je niet los kan, door je zo te gedragen. Als je weer lief bent, zullen we je los maken. Eerder niet.’ Zijn ijskoude woorden druipen als smeltwater over mijn rug. Ik hoor op de achtergrond het drukke geluid van een tekenfilm. De verpleegster draait zich om en loopt de kamer uit, maar de dokter blijft. ‘Ik hoop dat het snel beter gaat met je. Dan maak je het ook voor jezelf een stuk fijner om hier te zijn.’

Ik moet iets doen. Ik kan hier niet tegen. Niet meer. Opeens begin ik zo hard te gillen en te krijsen, dat de dokter van schrik een sprongetje maakt. Snel herstelt hij zich weer, maar ik gil en krijs door, zo hard als ik kan. En het voelt heerlijk. De dokter snelt de kamer uit en komt even later terug met de verpleegster. Ik gil nog steeds, maar minder hard, want mijn keel begint pijn te doen. Ik zie een spuit die in een flits verdwijnt in mijn arm. Niet weer! Dit keer duurt het langer voordat ik suf word, en ik merk dat de dokter en de verpleegster het bed van de rem afhalen en me de kamer uitrijden. Mijn ogen doen pijn van de felle lampen op de gang, en dat geeft me weer nieuwe kracht om te krijsen. Ik krijs zo hard dat de verpleegster, die aan mijn hoofdeinde loopt, heftig met haar ogen knippert. Maar ik voel de stroop weer, die langzaam aan mij begint te trekken. Mijn gekrijs zwakt af, en ik val in het zwarte gat.

Ik word wakker, en til mijn hoofd op. Het voelt net alsof ik met mijn hoofd in de wolken zit, ver weg en onwerkelijk. Ik probeer de sufheid weg te duwen. Verbaasd kijk ik om me heen, naar mijn nieuwe verblijfplaats. Het is een vierkante kamer met één lamp, zonder ramen. Ik ben alleen, en opeens voel ik me ook ontzettend alleen. Tranen wellen op in mijn ooghoeken, en rollen met een luide bons op het kussen onder mijn hoofd. Ik ga zo op in mijn eigen verdriet, dat ik de stem eerst niet hoor die uit een hoek van de kamer komt. De stem laat zich weer horen, ditmaal harder. Er klinkt een kinderliedje. Geschrokken kijk ik op, en ga met mijn ogen de kamer door om te zien wie er is. Ik moet wel drie keer kijken, voor ik het kleine meisje zie dat gehurkt in een hoekje zit. Dit kan niet! Nee, ze moeten me iets gegeven hebben, dit…dit… Ik snak naar adem en knijp mijn ogen stevig dicht. Ik begin hardop te tellen. Bij tien moet ze weg zijn.

‘Een, …twee, …drie…’ Het meisje in de hoek van mijn kamer zingt door. Het lijkt alsof ze aan de binnenkant van mijn hoofd zit. ‘Vier,…vijf.’ Het helpt niet. Het moet helpen! Ik tel nog luider. ‘Zes,…zeven,…acht’ Dit kan niet, dit kan echt niet. Het mag niet! ‘Negen…’. Ik aarzel. ‘Tien!’

Mijn ogen gaan open en kijken recht in het gezicht van het meisje, dat glimlachend naar me staat te kijken terwijl ze zingt. Ze is opgestaan en loopt nu naar mijn hoofdeinde toe. Verlamd kijk ik naar het witte gezichtje, ze straalt. Ik kan niets meer uitbrengen. Na een paar seconden is ze bij mijn hoofdeinde, en ik vergeet uit angst te ademen. Mijn hard stopt met kloppen als ze zich voorover buigt. Al zingend legt ze haar handjes om mijn nek, ze zijn ijskoud.

‘Nee! Ga weg, laat me met rust!’ Ik worstel onder haar greep. Steeds strakker klemmen haar handjes om mijn nek. Ik gil het uit, me in elke mogelijke houding draaiend. Dan vliegt de deur van de kamer open en ik zie diezelfde dokter naar me toekomen. Het meisje is verdwenen. Haar lied klinkt na in mijn gedachten. Ik begrijp het niet meer. Stijf knijp ik mijn ogen dicht, en wens dat ik dood was.


evil-ine

Columns persen zich zo af en toe uit mijn hoofd, het is dan alsof mijn vingers een eigen leven leiden. Ik hou van schrijven recht uit mijn hart. Het is inspirerend om andermans werken te lezen. Ik hoop dan ook op mijn beurt iets toe te voegen. Wat mij doorgaans inspireert: oude thrashmetal, een goed boek van o.a. Bernlef, Sara Kroos, Dimitri Verhulst, stilte, mensen en hun verschrikkelijke menselijkheden en alle mooie pure dingen van het leven.

11 reacties

troubadour · 19 september 2014 op 08:09

Ik ben eigenlijk te simpel om me zo te verdiepen in de gemankeerde mens. Maar zoals Dees al zei, je schrijft het beste als je de lezer loslaat. Ik denk daar anders over.
Quote; ‘Zijn ijskoude woorden druipen als smeltwater over mijn rug. Ik hoor op de achtergrond het drukke geluid van een tekenfilm’. Dat is dan weer wel mooi!

Lianne · 19 september 2014 op 08:47

Ik las een stukje en wilde eigenlijk ophouden, het was me net iets te lang voor het momentje tussendoor. Toch bleef ik lezen, je verhaal boeide me behoorlijk.
Tekstueel: het is natuurlijk niet je hard dat stopt met kloppen. 🙂

    evil-ine · 19 september 2014 op 13:19

    Goed gelezen, het moet natuurlijk ‘hart’ zijn.

    Het is ook een onderwerp dat een beetje zwaar is voor een ’tussendoortje’. Fijn dat het toch aangreep!

Spencer · 19 september 2014 op 10:04

Komt geloofwaardig over. :yes:

Pierken · 19 september 2014 op 13:58

Ze heeft nog een redelijk logische, maar bovenal scherpe waarneming in verhouding tot haar positie. Die had ik wat troebeler gehouden, zoals in het vervolg na haar sedatie. Vanaf dat je het kind in het verhaal brengt vind ik ‘m sterker worden. Dan vertel je het verhaal over iemand die naast de realiteit staat en zich dus in deze situatie bevindt.

Ondanks dat het voorliggende gedeelte wat mij betreft meer ijlend had gemogen vind ik dat je hiermee een sterk verhalend vermogen laat zien, met mooie passages zoals troubadour aanhaalt :yes:

Dees · 19 september 2014 op 19:00

Mooi gedaan. Licht creepy ook om te lezen. Geloofwaardig ook, behalve misschien het ‘als je lief bent’ van de dokter en z’n schone slaapstertekst. Mag hopen dat dat niet voorkomt. Maar kniesoor…

Mien · 19 september 2014 op 23:08

Ik waande me even in ‘One flew over …’, en dat is een vet compliment. Graag gelezen. :yes:

evil-ine · 20 september 2014 op 13:29

@ pierken: daar zit wat in, de ik-vorm en de helderheid passen misschien minder bij het tafereel. Mijn idee achter het meisje in de ‘hoofdrol’ is dat ze een soort kleine Dexter (de serie) in spe is. Met bijbehorende kilheid en afstandelijkheid. Misschien ben ik wat doorgeschoten…Daar kan ik wel wat mee. Bedankt voor het compliment ook.

@dees: achteraf klinkt dat ‘schone slaapster’ wel wat overdreven ja, maar ik zat zo in de flow van het schrijven dat het me niet opviel! Goede tip.

@mien: thanx! Er is (nog) geen lobotomie gepleegd…

pally · 20 september 2014 op 19:00

Heftig stuk en mij nam je er in mee. De tekenfilm van het begin past mooi bij het kleine meisje aan t eind. Dat laatste vond ik het beste stukje.

Kleinigheid: ik denk dat je van een verpleegster die aan je hoofdeinde loopt de ogen niet kunt zien, peanuts…

Ferrara · 21 september 2014 op 16:38

Ik lees Kinderspel met interesse en zie uit naar deel 3.
Ik vraag me af hoe oud het kind is, gezien het volwassen taalgebruik dat je hanteert.
Vastgesnoerd als een barbiepop in de verpakking is een mooie vondst.

    evil-ine · 24 september 2014 op 13:05

    Dank je. Het 3e deel is nog niet geschreven. Mischien later dit seizoen… De ik-vorm is achteraf wat minder vinden sommige lezers, en ik denk er ongeveer hetzelfde over. Het kind is ongeveer tien jaar oud. Als ik aan een vervolg zou beginnen weet ik niet of het een ik-vorm of een 3e persoon wordt die vertelt.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder