In onze uithoek van het land geldt een algemene pastorale wijsheid om aan te geven wanneer het koud is: zodra de agrariër ijs defeceert. Dat kan hij desgewenst overigens geheel legaal buiten zijn mineralenboekhouding om doen. Daarom gebeurt het zo weinig. We zeggen het in de dagelijkse praktijk natuurlijk directer en minder omfloerst. We willen geen tere neoliberaal slaande harten ten westen van ons tot stilstand dwingen. Een andere indicatie is het opdoemen van gierwagens, vooraan in de files op onze landwegen. Hij heeft in dit seizoen toch niet veel omhanden, dus ploegt de boer wat bij door een vrij stuk asfalt met water te beregenen onder het toeziend oog van bestuur en vrijwilligers van de ijsclub. Deze oudere heren, gewapend tegen de legers van Koning Winter met stemmig gekleurde vuisthandschoenen, oversized mutsen gesponsord door de gehuchtsuper, sjaals van de plaatselijke voetbalclub, Noorse sokken en – onderhand – ijskoude Beerenburg, mijmeren intussen over vroeger. Toen bestonden nog de echte winters, was het pas echt koud, had je echt ijs op echte plassen en sloten en ze herinneren zich dat zij als kind tussen sneeuwduinen langs de paden tussen de akkers doorliepen die twee keer zo hoog waren als nu. Dat weet ik ook nog wel. Ik was in die tijd ook de helft van mijn huidige lengte. Ik haat kou, met twee uitzonderingen: de nabijheid van een weldadige saunacabine of een hete douche, die alle lichaamsdelen weer hun oude vertrouwde functie en omvang teruggeeft. Ik wil niet vastvriezen aan mijn eigen gezeik.

 

10 februari 2018  #BinnenDoorDenker

Categorieën: Algemeen

Robert

Robert Beernink auteur van verhalen, #binnendoordenkers en lichtgedichten. Zijn motto: elk verhaal is waar, elke waarheid slechts geloof.

1 reactie

Esther Suzanna · 14 februari 2018 op 12:10

Schaatsen op natuurijs is ‘de nieuwe zwarte Piet’… een uitstervend gebeuren. 😉

Geef een reactie

Avatar plaatshouder