Juist op het moment dat Roel en ik plaats nemen in de kring rond het kampvuur, zet een gitarist het nummer ‘Long may you run’ van Neil Young in. Het gezelschap neuriet eensgezind mee. Een vriendelijk meisje met een hartverwarmende glimlach en prachtig blond haar biedt ons ieder een heerlijk koud biertje aan. De amicale sfeer wordt door het knapperende vuur verder aangewakkerd, drank en muziek doen de rest. Het wordt een onvergetelijke zomernacht. Het is 3 augustus 1977.

Met drie vrienden ben ik voor het eerst van mijn leven óp vakantie. We zijn 16 jaar en hebben de hele dag energiek en vol goede moed door het Limburgse land gefietst. ’s Avonds komen we aan bij camping ‘Cottesserhoeve’  in de buurt van Epen, melden ons aan bij de receptie en zetten de twee tweepersoonstentjes op. Met een kratje bier erbij beginnen we op een gegeven moment ons lied te zingen. Daarmee zorgen we voor enige reuring want de overbuurman komt zijn beklag doen: “Teveel herrie jongens, er liggen hier kinderen te slapen!” ‘T is mooi geweest.

Het lukt Roel en mij niet om de slaap te vatten en eigenlijk kunnen we nog wel een wandeling gaan maken. Wim en Frank, onze vrienden in de andere tent, slapen wél. Stiekem sluipen we weg, het is muisstil op de camping. Tot we de rand van het terrein bereiken. Daar horen we stemmen, muziek en zien een vuurtje oplichten. Even later zitten we tussen een groep jongeren bij het kampvuur en voelen ons meteen thuis. Roel kent zijn repertoire. Hij zingt zo tig nummers van Neil Young en consorten uit het blote hoofd mee en krijgt veel bijval van de directe omgeving. Muziek is een passie van hem en ook van mij en ‘Long may you run’ blijft óns lied de komende jaren. De jaren van onze jeugd, vol verwachtingen, plannen, hoop, kansen en met een toekomst die dan nog mijlenver in het verschiet lijkt te liggen.

Maar ach, de jaren rijgen zich in sneltreinvaart aaneen en we verliezen elkaar uit het oog. Andere interesses, andere vrienden, verkering, verhuizingen, je kent dat wel. En dan ben je ineens dertig jaar verder. Al die tijd hebben Roel en ik elkaar niet meer gezien. Op een dag zie ik een overlijdensadvertentie in de krant staan van Roel’s vader, met daarbij vermeld, de huidige woonplaats van mijn oude vriend. Ik zoek in de telefoongids en wat blijkt: Roel woont potdomme maar enkele straten van mij vandaan! Hoe kan dat? Ik woon sinds vijf jaar in dit dorp en ben mijn kameraad van weleer geen enkele keer tegengekomen. Frappant. Of was het dan misschien die grote grijze, kalende man, met die joekel van een snor? Die groet mij altijd wel heel vriendelijk als ik hem tegenkom maar we hebben elkaar nog nooit gesproken. Een mens kan veel veranderen in dertig jaar, maar nee dat kan niet, dan zou hij toch wel anders reageren.

Wat let mij om Roel thuis op te gaan zoeken, maar dat is niet nodig. Tijdens een optreden met koor, op een presentatiemiddag van mijn muziekvereniging, zie ik Roel achter in de zaal staan. Niet moeilijk, hij torent boven iedereen uit. Ook hij herkent mij en even later zitten we aan de bar in de foyer van het gemeenschapshuis. Hij gelooft zijn ogen niet. “Gerard jongen, jij bent echt niet veel veranderd.” We praten elkaar bij over de afgelopen jaren. Allebei getrouwd, kinderen, werk, de hele santenkraam. Roel heeft een eigen bedrijfje met tien man personeel. “Naar omstandigheden mag ik nog niet klagen. Werk genoeg”, verklaart hij.

Dan komen we op vroeger. De laatste keer dat ik Roel heb gezien was dertig jaar geleden ergens in een of ander donker kroegje. Ons gesprek werd toen echter abrupt afgebroken door Roel’s vriendin Ria. Hij moest meteen meekomen! “Dus daar ben je mee getrouwd?” vraag ik. “Zjuust” antwoordt hij, terwijl hij glimlachend aan zijn pilsje nipt. Dan maar verder over nóg vroeger. De tijd dat we bij elkaar logeerden, op de hooizolder sliepen, samen door de bossen rondzwierven, met of zonder pony en wagen. “En de muziek?” vraag ik. “Ben je nog ooit met een band begonnen? Dat was toch jou ultieme droom.” ”Jawel”, glundert hij. “En ons nummer?” Roel knipoogt. “Yo”! We zetten meteen zuiver in, en in perfecte harmonie klinkt het door de foyer: “We’ve been through,  some things together. With trunks of memories, still to come. We found things to do, in stormy weather. Long may you run …” De overige bargasten applaudiseren en proosten ons toe. De dirigent van het koor tikt me op de schouder, fluistert: “Nieuw lid?”

Categorieën: Algemeen

G.van Stipdonk

Gerard van Stipdonk. Mijn motto: Wie schrijft die blijft.

9 reacties

evil-ine · 20 oktober 2014 op 12:55

Mijn ogen plakten aan jouw woorden vast. Wat een warme herinnering, mooi vereeuwigd door dit schrijven!

Mien · 20 oktober 2014 op 13:14

Een mooie reünie na al die jaren. Good old Neil, still going strong.

Chris · 20 oktober 2014 op 13:16

Zo lees ik ze graag!! En vergeet Stephen niet!!

Ferrara · 20 oktober 2014 op 13:55

Genoten van je column en Neil Young.

arta · 20 oktober 2014 op 15:18

Ach, wat een heerlijk verhaal.
Nostalgie ten top.

trawant · 20 oktober 2014 op 16:23

FIjn verhaal, goeie sfeertekening en een prachtige song als klap op de vuurpijl.

Pierken · 20 oktober 2014 op 18:39

Ik vind je verhaal beter dan het liedje, Gerard. Vele malen beter. Toegegeven, ik heb helemaal niks met Neil Young, zeg maar een aversie, maar met de tekst van dit nummer kan ik wat en die vind ik perfect in de sfeer van jouw verhaal passen. :yes:

Dees · 21 oktober 2014 op 10:40

Sfeervol. Al de tweede die ik van je lees met als inspiratiebron muziek. Doe je goed! :yes:

g.van stipdonk · 21 oktober 2014 op 19:17

Hartelijk dank voor al deze fijne reacties, mede namens Roel.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder