Langzaam wordt het tijd om de buurt eens wat beter te verkennen. Ik ken zowat iedere stoeptegel in de omliggende straten en bijna alle stenen in de muur zijn mij ook bekend. Hoe vaak heb ik die muren niet gestreeld? Uit verveling, saai. Voor mij lonkt een weg, een grote weg, een verboden weg. Zal ik oversteken? Niemand die mij ziet.

Een zijde van de verboden weg ken ik op mijn duimpje. Het is de schoolzijde. Door de week loop ik daar via de sigarenboer, de apotheek, de kledingwinkel, de fietsenzaak en niet te vergeten de snoepwinkel en de fritesboer, naar school. Deze wegzijde is vertrouwd. Dat geldt niet voor de overkant. Die ligt altijd in de zon. Hij lonkt, alweer. Vandaag waag ik het erop. Beurtelings kijk ik links, rechts en weer links en steek over. Het is me meer dan honderd keer ingegeven.

Stout klopt het bloed in mijn hoofd en aderen. Maar niet lang. De nieuwsgierigheid wint het al snel van mijn bloedgebonk. Eerst maar eens dat grote ding verkennen, de kerk met zijn grote grasveld. Daar waar broerlief met zijn vriendjes dagelijks de muren geselt met een voetbal. Dat mag niet. Zou de buurtwachter op de loer liggen? Ik hoop van niet. Dan houdt mijn ontdekkingsreis bij deze op.

Vanaf de kerk loop ik richting school. Maar dan via de andere zijde. De school lijkt van deze kant enorm groot. En daar die school daar verderop die ken ik niet. Is dat niet de school van mijn zus? Vast. Op een klein pleintje zie ik wat kinderen rolschaatsen. Dat wil ik ook. De rolschaatsen maken flink lawaai. Dat komt door de ijzeren wieltjes. Daar waar de stoep wat ongelijk is vallen de rolschaatsers bijna om. Ze stuiteren af en toe wat omhoog en landen met knikkende knieën.

Ik kom bij een andere drukke straat. Met stoplicht. Het begint al wat te schemeren. Zal ik deze ook nog oversteken? Wel spannend zo’n stoplicht. Ik ga op mijn tenen staan en druk op het knopje. Dat heb ik mama ook al eens zien doen. “Het is groen jongen, je kunt doorlopen!” Een dikke vrouw kijkt me vriendelijk aan. “Zo laat nog op straat, moet jij niet eten?” “Nee hoor, ik loop naar huis!”

Ik dwaal door wat kleine straatjes. Ze komen me steeds onbekender voor. Ik ben omsloten door grote witte huizen. Die heb ik nog nooit gezien. Het is intussen al donker geworden. De auto’s op straat schijnen met hun lichten vals in mijn gezicht. Ik heb het koud. Waar ben ik? Ongerustheid begint bezit van mij te nemen. In geen velden of wegen zie ik herkenningspunten. Alleen maar vreemde huizen met grote gazonnen.

Het besef is daar. Ik ben verdwaald. Wind en kou bevriezen mijn angst en tranen. Ik durf geen kant meer op. Seconden lijken minuten. Minuten lijken uren. Plots herken ik achter mij een stem. “Ben jij misschien verdwaald?” De dikke vrouw staat achter mij. Is ze mij gevolgd? “Hoe heet jij, jongen?” De vrouw bukt langzaam naar mij voorover. ‘Niet met vreemde praten …! ‘, roept een stemmetje in mij. “Waar woon je, lieverd, god wat heb jij het koud, rustig maar, ik doe je niets!” De vrouw wrijft mijn koude handjes warm. Wat lief. Ik kan en durf geen woord uit te brengen. Ik wil het wel.

“We zullen eerst eens even naar mijn huis lopen, jongeman, dan krijg je het wat warmer. Kom maar mee!” Ik word getrakteerd op thee en koekjes, maar durf nog steeds niets te zeggen. “Nou vertel me eens, hoe heet jij?” Aarzelend mompel ik haast onverstaanbaar: “Mien, mevrouw!” “En wat is jouw achternaam?” “Weet ik niet!” “En waar woon jij?” Ik kan er niet meer opkomen. Hoezeer ik mijn best ook doe. ‘Links, rechts, links’ dat is makkelijk te onthouden, maar hoe heet die straat nu ook alweer? “Ik weet het mevrouw … Gazellestraat … Ido Gazellestraat …!”

De dikke vrouw maakt een klein vreugdedansje. En ik doe mee. Ik mag achterop haar fiets in een veel te grote jas. Dat voelt heel even oké. Totdat we ons huis naderen. Wat zullen ze kwaad zijn op mij. Wat ben ik stout geweest. De dikke vrouw belt aan. Nog voor de deurbel rinkelt valt de deur al open. Mams in volle tranen en paps met ongeruste blik, hijsen mij in hun armen omhoog. “Mien toch, lieve Mien, waar was je …!?”


Mien

Bewonder luidruchtig en verwonder in stilte

2 reacties

Esther · 27 februari 2015 op 15:07

Goed geschreven vanuit het kleine jongetje. En weer lief… 🙂

Ik verdwaal nog steeds regelmatig, zouden meer mensen moeten doen…

Nog fijner is het, als je gevonden wordt! :laugh:

arta · 2 maart 2015 op 22:10

Met een dikke glimlach gelezen!

Geef een reactie

Avatar plaatshouder