Aangespoord door mijn beide broers krijg ik een veel te grote hockeystick in mijn handen gedrukt.In de kiezels van een veel te kleine tuin schep ik een aantal dagen kilo’s steen. De nieuwe witte hardkurken hockeybal blijft gelukkig herkenbaar door zijn afwijkend formaat. Ik oefen zo hard met stick en bal dat de witte verf in korte tijd van de hockeybal vliegt. Ik heb het spelletje snel door. Helaas past de stick niet goed bij mijn lichaam en stuntel ik wat met afstand en lengte. Mijn broers leren me de kneepjes van het hockeyvak. Ik word ingewijd in bully’s en in backhands. Het hoog houden van de bal op mijn veel te grote stick blijft een grote uitdaging. Dat lukt nog niet echt.

De overstap van voetbal naar hockey is mijn broers goed bevallen. Ik popel om in hun voetsporen te treden maar ben helaas nog wat te jong.Ik kan niet wachten tot ik zes jaar oud word en zeur mijn vader de oren van het hoofd. Gedrevenheid en passie worden maar moeilijk getemd. Mijn broers vinden het prachtig en blijven me aanmoedigen. Ik mag op zaterdag mee naar de hockeyclub, om te kijken naar hun wedstrijden. Zodra de wedstrijden zijn afgelopen ren ik naar ze toe en vraag of ik een stick mag lenen. Nu kan ik eindelijk op goal slaan, samen met wat leeftijdgenootjes. Keileuk. De hockeyclub ligt midden in een volksbuurt. Mijn vader heb ik horen vertellen dat de club niet elitair is. Ik heb geen idee wat dat betekent, kan me ook niet boeien. Het enige wat ik wil is ravotten met stick en bal en zo hard mogelijk slaan op goal.

Al gauw word ik zes en nu mag ik echt op hockey. Apetrots ben ik op het rode shirt met ronde witte hals, de witte sportbroek en de rode kousen met witte bies. De kleuren van de hockeyclub. Ook krijgt mijn vader in de sportwinkel nog een wit embleem mee. Dat moet nog op het shirt genaaid worden. Maar het meest trots ben ik natuurlijk op mijn spiksplinternieuw hockeystick. Een langgedroomde hockeystick die mij past. Scheenbeschermers krijg ik er ook bij. Donderdagavond heb ik de eerste training, bij de F-jes. Iedere dag oefen ik met de bal hooghouden op mijn nieuwe stick. Dat is goed voor het balgevoel, zo vertellen mijn broers. Ook oefen ik met bal en stick op de grond. Ik tik de bal beurtelings van de forehand naar de backhand. De stick twirrelt door mijn rechterhand men met de linker geef ik telkens gedoseerd gas. Wat is dit spelletje leuk. Ik trek de bal van links naar rechts en van voor naar achter, wip hem op mijn stick en tel het aantal keren dat ik de bal hoog houd. Al meer dan tien keer.

Ik kan alleen op straat oefenen, want er is geen grasveld in de buurt. Mijn vader vindt dat helemaal niks. De stick schuurt over de grond en slijt snel. Hij vind dat ik zuiniger moet zijn op de nieuwe stick. Met tegenzin ruil ik hem in tegen een oude stick van mijn broer. Maar die is eigenlijk veel te lang. Nu ik de techniek meer onder de knie heb begint de last die ik heb van de grote lengte te irriteren. Dan maar het balletje hooghouden. Ook dat gaat lastiger, want de stick weegt veel zwaarder dan mijn eigen stick. Ik heb niet in de gaten dat door deze ongemakken mijn techniek en kracht juist toenemen. Vanavond mag ik voor het eerst naar de training. Best wel spannend.

Een uur voordat de training begint sta ik al klaar. In vol ornaat met mijn nieuwe hockeykleren aan. Een trainingsjack is niet nodig. Het is best warm. Popelend loop ik veel te vroeg aan. Ik ben de eerste die aanwezig is bij de training. Al snel leer ik de trainer en de kinderen kennen. We leren overslaan en met de bal dribbelen. Ook krijgen we de eerste beginselen van het pushen aangeleerd. Best moeilijk. De bal stuitert vaak de struiken in. Maar dat vind ik helemaal niet erg. Het gras en de struiken ruiken heerlijk. Ik snuif de avonddauw naar binnen en voel mijn lijf lekker moe worden. Aan het einde van de training doen we nog even wedstrijdje. Zes tegen zes op kleine goals. De trainer doet ook mee. Hij is speler van het eerste herenelftal. Dat hebben mijn broers me verteld. Wat is ie goed. Even let de trainer niet op. Ik ontfutsel hem de bal en ren snel naar de goal. Juist op tijd haalt ie mij in en legt zijn stick voor de bal. Net geen goal gescoord, jammer. Een beetje verstrooid kijkt hij mij aan en zegt: “Jij kunt hockeyen!?”


Mien

Bewonder luidruchtig en verwonder in stilte

3 reacties

troubadour · 1 maart 2015 op 08:07

De volwassen verteller meldt zich regelmatig. Constant eigenlijk. Dan weer is het jongetje aan het woord, althans dan past de verteltrant zich weer aan. Constant echter worden aspecten uit het jonge leven van een kind weggelaten, die ook een belangrijke rol spelen. Voorbeeld? Jongetje plast in broek, is te opgewonden, vergeet naar de wc te gaan. Mijn kleinzoon (6) zit op hockey en elke keer zegt zijn moeder dat hij niet moet vergeten te plassen. Dat is zijn grote probleem! Nog meer voorbeelden op aanvraag.

Mien · 2 maart 2015 op 09:05

De verteltrant past zich niet aan. Het verhaal wordt door een volwassen verteller vanuit het jongetje vertelt. Dat heb je goed gezien. Ik begrijp jouw fascinatie voor poep- en plaservaringen. Maar ik deel hem niet.

arta · 2 maart 2015 op 22:02

Qua onderwerpkeuze ver van mijn bex, maar absoluut goed geschreven!

Geef een reactie

Avatar plaatshouder