Gein & Ongein
Wilde wieven
Haastige haas zoefde hard de struiken in. Zoef Zoef, riep ik hem nog na, waarom die haast? Zoef keek twee tellen om en riep in hazenvlucht: Witte wieven, witte wieven, ze zitten op mijn hielen, en dat is geen fabeltje. Wat een eng bos is het hier. Zoef was duidelijk overstuur. De eieren klutsten op zijn rug. Als dit maar goed ging. Het was nog lang tot Pasen. Had Zoef nu echt al Witte wieven gezien, dat was haast onmogelijk. Die spookten meestal alleen ’s nachts door mijn geliefde bos. Daar moest ik het mijne van weten.