Caro sloft de trap op. Het zweet staat op haar voorhoofd. Het doet er niet toe hoe oud de patiënt is, reanimatie is altijd vermoeiend en altijd intens. Dat vergeet je zodra het hart weer zelf klopt en de longen weer zelf ademen. Dit keer was het een gevecht dat ze niet konden winnen.
Het arme mensje. Zo fragiel in haar flanellen nachthemd, een gelukzalige glimlach op haar blozende wangen als ze met haar duim in haar mond lag te slapen. Nu zal het beeld in Caro’s herinneringen getekend worden door de blauwe lippen, de grote opengesperde ogen en de doodsangst. Gelukkig hoeft ze niet de familie te bellen, dat mag haar collega doen.
In gedachten loopt ze naar de kantine, eerst een plakje brood en koffie. De deur zwaait naar binnen open als Caro er tegen duwt. Het zachte geritsel ontgaat haar. Als het plastic bekertje door de automaat is gevuld met zwarte koffie, gaat ze aan de tafel zitten. Ze ondersteunt haar hoofd met haar beiden handen. Doodmoe voelt ze zich. Nog twee uur, dan kan ze naar huis. Met gesloten ogen bereidt ze zich alvast voor op de overdracht. Er is nooit wat bijzonders te melden. De patiënten slapen. Soms wordt er een wakker die dan een poosje huilt. Tot hij van vermoeidheid toch weer in slaap valt. Zelden is er meer te vertellen.
Vannacht was anders.
Langzaam gaan haar ogen open. De lelijke rimpel trekt weer over haar voorhoofd. Vannacht was anders. Want vannacht was er een actieve patiënt.
Mijnheer van Zanten, ze was hem vergeten.
Ze neemt de laatste slok koffie en dwingt zichzelf om op te staan. Die boterham moet maar wachten, ze moet eerst bij mijnheer van Zanten gaan kijken. En daarna dat telefoongesprek afmaken. Haar spieren spannen zich, wat een vreselijk gesprek was dat. Ze kijkt er niet naar uit dat chagrijn weer wakker te bellen.
Als ze de deur opentrekt, hoort ze het zachte geritsel wel. Verstoord kijkt ze naar de grond en zucht. Voor de zoveelste keer hebben haar collega’s de vuilnisbak niet goed dichtgedaan. De windvlaag van de openslaande deur heeft stukken cellofaan door de ruimte verspreid. Snel raapt ze ze op en sluit de afvalbak met een klik.
Dat opruimen klaart meteen haar gemoed wat op. Ze ontspant haar spieren, zoals ze van haar therapeut geleerd heeft en loopt rechtsaf naar de kamer van Peter van Zanten. Zachtjes opent ze de deur. Het is er schemerig. Haar schoenen maken nauwelijks geluid als ze naar het bed loopt. Pas als ze er naast staat, ziet ze dat er tussen de stapel dekens geen patiënt ligt.
Gehaast draait ze zich om en snelt terug naar de gang. Stel je voor dat hij de kamer van een van de vrouwelijke patiënten binnengaat. Je weet nooit wat hij in zijn verwarde toestand doet. Die dametjes zullen geen weerstand bieden als hij ze overweldigd om zijn lust te bevredigen. Ze zullen niet weten wat hun overkomt.
Caro moet er niet aan denken. Oplettend kijkt ze om zich heen. Ondertussen opent ze elke kamerdeur en kijkt overal snel even binnen. Ze ziet alleen rustig slapende hoofden. De plas melk bij de deur van het kantoortje negeert ze. Ze heeft geen zin om ook die troep op te ruimen. Met een boog loopt ze er om heen en vervolgt haar zoektocht door de kamers. Als ze zeker is dat Peter niet bij een van de andere patiënten is, loopt ze langzaam terug.
Ze heeft alle deuren open gehad, behalve die van het kantoor. Het kantoor zit altijd op slot. De procedures zijn daar heel streng in: altijd op slot, al loop je naar de koffieautomaat, altijd op slot. Er gaan verhalen dat collega’s hiervoor werden ontslagen. Ze houdt het er op dat dat indianenverhalen zijn, maar neemt toch het zekere voor het onzekere. Ze draait de deur altijd op slot. Dat heeft ze vannacht ook gedaan.
Ineens spert ze haar ogen wijd open. Nee, dat heeft ze vannacht niet gedaan. Toen zij het kantoor uit liep, liep meneer van Zanten net zijn kamer uit. Het gestuntel had haar afgeleid en ze had de deur niet op slot gedraaid. Voorzichtig opent ze de deur, niet wetend wat haar te wachten staat. Heel even blijft ze staan om het beeld in zich op te nemen. De rolstoel staat tegen de muur, ervoor ligt een hoopje mens te schokken. Over de rand van het bureau hangt de telefoon, de hoorn bereikt net de grond. Als ze zich over hem heen buigt, hoort ze de hortende ademhaling. Gelukkig, hij ademt.
‘Kom,’ zegt ze, ‘dan breng ik u weer terug naar bed.’
De blik in zijn ogen is wanhopig, zijn schouders schokken en zijn wangen zijn nat van de tranen. Ze ziet hoe hij iets probeert te zeggen. Door de heftige snikken kan hij geen woorden vormen.
‘Rustig maar, u ligt zo weer in bed.’ Behendig pakt ze de man onder zijn oksels en zet hem in de rolstoel. Met rustige woorden probeert ze hem te kalmeren. ‘Was u aan de wandel gegaan? Het is midden in de nacht mijnheer van Zanten, het is tijd om te slapen. Als u morgenochtend nog steeds op stap wilt, moet u maar eens vragen of ze u een rondleiding geven.’
Ze stopt bij de medicijnkar en haalt er een injectiespuit met verdovende middelen uit, die ze in de zak van haar strakke jurk stopt. Op de kamer tilt ze de man in bed. Hij blijft snikken en klemt zich aan haar vast. De erotische lading die ze de vorige keer voelde, is volledig afwezig.
Ze streelt met haar ene hand het grijze haar op zijn achterhoofd, terwijl ze met de andere behendig de naald uit de steriele verpakking haalt. Voor de patiënt doorheeft wat er gebeurt, is de naald in zijn bovenarm gezet en verspreidt de vloeistof zich door zijn lichaam. Vrijwel meteen voelt ze hoe zijn spieren verslappen. Liefdevol legt ze hem met het hoofd op het kussen en dekt hem toe.
Zodra ze de kamer uit is, pakt ze de telefoon en belt voor de tweede keer die nacht het noodnummer.


Lianne

Ik ben een enthousiast schrijfster van fictie. Voel me nog beginnend, schrijf korte verhalen in allerlei genres, maar altijd met aandacht voor de mens achter het verhaal. liannehartman.wordpress.com

2 reacties

Esther Suzanna · 10 juli 2018 op 11:00

Dan doe ik het wel… haha 😉 Het is spannend geschreven, het voelt heel ongemakkelijk; vreemd en dat is zo knap. Waar ik overheen had gelezen in eerste instantie: ‘Zo fragiel in haar flanellen nachthemd, een gelukzalige glimlach op haar blozende wangen als ze met haar duim in haar mond lag te slapen.’ Geniaal!
Top weer, Lianne.

Lianne · 11 juli 2018 op 09:47

*Bloos*
Ik ben blij dat dat ongemakkelijke overkomt. De situatie is ook ongemakkelijk.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder