Waar ben ik in terecht gekomen? Wat moeten we doen? Dat vraag ik mij af als ik samen met Graham, Burk, en Cheng op de veranda zit. De veranda voor het woonhuis van wijlen Otis Slavink, voormalig beheerder van het Speidervlo natuurreservaat. Het huis is wonder boven wonder gespaard gebleven van de furie die de rest van het bezoekerscentrum bijna in de as heeft gelegd. Cheng toont zijn veerkracht, en herstelt zich verrassend snel van zijn inzinking. Liefst wil hij zo snel mogelijk achter de bende patjakkers aan, en of ik asjeblief wil aansluiten. “En de politie dan?” vraag ik met enige terughoudendheid. Ik wil me niet meteen vastpinnen, want mijn baas zal hier wellicht ook iets van vinden, en ik weet niet direct of ik voor dit soort calamiteiten wel goed verzekerd ben. “Op de politie hoeven we niet te wachten,“ verzucht Cheng. “Voordat die hier zijn! En die gaan sowieso geen haast maken om een zwarte vrouw te redden. Echt niet. We zullen zelf in actie moeten komen.” Cheng springt overeind en vraagt of een van de gidsen ons wil helpen. Graham stelt zich beschikbaar, terwijl Burk op de komst van de politie zal wachten. Ik ga overstag.

Cheng heeft gezien in welke richting het gespuis is vertrokken. We verzamelen snel wat materiaal voor onderweg en springen in mijn Landrover. Gas erop, sodeju!

Na uren rijden over een of ander ziekmakend hobbelig karrenspoor, komen we aan bij een uitgestrekte vlakte, en zien in de verte een zwerm gieren rondcirkelen. We treffen ter plekke een uitgebrande vrachtwagen aan. Er omheen liggen lijken, een waar slagveld bezaaid met lijken. Cheng herkent onder de slachtoffers enkele van de overvallers die op het Speidervlo bezoekerscentrum hebben huis gehouden. Wederom geen spoor van Natalya. Een zucht. We schrikken. Een van de lijken blijkt nog in leven! De ogen dof, starend in het niets. Het gezicht met zijn rare kleur, het lijkt wel een zombie. Ik huiver. Graham verstijft bij het zien van de zombie. “Shit! Dit is het werk van de Arayala’s,“ meent hij. “Hun gebied grenst aan het Speidervlo. Geen mens waagt het om daar naar toe te gaan. De mannen van de Arayala’s beschikken over bovennatuurlijke krachten. Voodoo, is er niets bij,“ vertelt Graham. “De stam wordt door iedereen gemeden. De enkeling die zich ooit op hun gebied heeft gewaagd is, of nooit weergekeerd, of verandert in het soort zombie dat je daar ziet.” Graham knikt naar de zombie, die meteen zijn laatste adem uitblaast. Hoe de gids het allemaal weet is mij een raadsel, maar hij gaat gewoon verder. “Het is de enige nederzetting in ons land die buiten elke jurisdictie valt. Niemand durft er zijn vingers aan te branden. Zelfs de Engelsen, die hier ooit de dienst hebben uitgemaakt, lieten de Arayala’s links liggen. Er is nog nooit iemand van buitenaf in geslaagd om de Arayala’s de wet voor te schrijven.” Ik huiver weer. “Maar wel uitzonderlijk dat ze zich buiten hun territorium hebben gewaagd,“ concludeert Graham. “Heel raar. Dat doen ze eigenlijk alleen maar als … ” “En waar is Natalya gebleven?” onderbreekt Cheng hem ongeduldig. “Als de eigen populatie te klein dreigt te worden, gaan de Araryala’s op vrouwen jacht,” vervolgd Graham. “En dat betekent?“ vraagt Cheng. “Wat denk je zelf?” pareert Graham grimmig. Cheng zwijgt, en kijkt verslagen. “Kan jij ons naar die stam brengen?” vraag ik. Graham aarzelt. “Geld speelt geen rol,” voegt Cheng royaal toe. Dat geeft de doorslag. “Ik breng jullie tot aan het gebied, maar geen centimeter verder!”

 

 


Thomas Splinter

Verhalen zijn splinters uit mijn onderbewustzijn.

2 reacties

van Gellekom · 4 september 2017 op 11:04

Mooi!!!

Thomas Splinter · 5 september 2017 op 21:17

Dankjewel voor deze mooie reactie. Op naar deel vijf, waar Thomas doctor Cheng van een andere kant leert kennen.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder