Inzending voor de Van Dale Gouden Talenknobbel 2016; op verzoek

Zoals de ogen de spiegel van de ziel zijn, zo is de mond de trechter van cultuur. Daarbij gaat het niet, a priori, over wat erin gaat, maar vooral over wat eruit vertrekt in de vorm van luchttrillingen, die geluid worden genoemd, en specifiek het geluid binnen de subsectie ‘taal’.

Overigens, wat de mond binnenkomt, zegt wel degelijk ook iets over cultuur. Tot voor enkele decennia werd voedsel met aardappels als vaste begeleider van groente en vlees, geassocieerd met een afgebakend deel van de wereldbevolking, net zoals dat gold voor rijst of niets.

Daarnaast gaat er van alles de mond in en uit tijdens menselijke activiteiten, reikend van liefdesspel tot lijfstraffen. In dit kader wordt dat beperkt tot hetgeen gerubriceerd staat onder de andere subsectie van uitgaand geluid, namelijk die van ongecontroleerde en, hoewel betekenisvolle, inhoudsloze onomatopeeën, langgerekte klinkers en spontane kreten.

Wie zijn oren openhoudt, kan in de taal cultuur herkennen. Cultuur is hier bedoeld in de filosofische zin, als alles wat door mensen is verworven, in tegenstelling tot dat wat via de natuur is verkregen.

Toen de wereld nog klein was en mensen in gemeenschapjes samenleefden, ontwikkelden zich tal van dialecten, die als vlek en plek van elkaar verschilden. Hoe verder van elkaar vandaan, hoe minder men elkaar begreep. Daar trekt geen landgrens zich wat van aan. Vanuit het oosten kan de reislustige dialectspreker zich tot op de Reeperbahn in Hamburg, Duitsland, met zijn Nedersaksisch uit de voeten maken, tenminste als de gesprekspartner daarvoor ontvankelijk is. Dat voelt eigen en veilig.

Een overblijfsel uit die oorspronkelijke, besloten leefomgeving is dat menige Tukker nog steeds zijn mond niet opendoet als er een Hollands accent in de buurt is. Friezen en Limburgers zijn die onterechte schaamte allang voorbij. Het is een even diep gewortelde als ongegronde angst, dat een dialect iets zou zeggen over de persoon die het spreekt. Het zegt echter wel iets over de cultuur waaruit hij komt.

In sommige dorpen wordt soms bijna dwangmatig nog geprobeerd de oude waarden, waaronder de streektaal, vast te houden. Tradities als, om maar wat te noemen, indrinken in bierketen, zullen wel blijven bestaan, maar het dialect is ten dode opgeschreven en zal op den duur verwateren in een regionale tongval. Uitgaande van een levende cultuur, zou ook gezegd kunnen worden: het dialect ontwikkelt zich met de cultuur mee. Er zou zelfs kunnen worden gezegd dat de taal de staat van de cultuur vertegenwoordigt.

In sommige kringen word iemand de mond gesnoerd die tussen aperitief en amuse zegt: ‘Zullen we ondertussen de liefde bedrijven?’ ‘Nee’, is dan het antwoord. ‘Het is ‘onderwijl’ of ‘intussen’. Taalkundig is het wellicht juist, maar is de taal die wordt gesproken, mits ze voldoende wordt begrepen, niet de taal van de heersende cultuur van de dag? Onderwijl is intussen de zin wel vergaan. Zowel erdoor, ervan als erin.

Interessant is, in hoeverre aan de ontwikkeling van de taal, die van de cultuur voorspeld kan worden.

Is toenemend onzorgvuldig taalgebruik een diagnose van een steeds onverzorgder volk? Of betekent dit dat de taal een andere functie heeft: bijvoorbeeld steeds meer ten dienste staat van, of zelfs ondergeschikt raakt aan een andere cultuur, zoals de digitale of de straat?

Een wiskundige methode als “extrapolatie” kan andere inzichten geven. Er is een afvlakking hoorbaar van de diversiteit in dialecten en talen, zowel de eigen als de vreemde: ze gaan langzaam in elkaar over en de praters praten steeds meer hetzelfde. Dat is positief voor het onderlinge begrijpen. Hopelijk draagt het ook bij aan wederzijds begrip!

Stel, in een hypothetisch geval, de vermenging van het Nederlands met andere West-Europese talen was in 2000 10% en die met Arabische talen 3%. In 2010 is dat 8% respectievelijk 5%. De groei van de taal qua aantal gebruikte woorden, vermeld in Van Dale, is in deze berekening verdisconteerd. Is op basis van deze gegevens de conclusie gerechtvaardigd dat Nederland in 2010 een minder westerse cultuur kent dan in 2000? En hoe zal dat zijn in 2025? Extrapolatie zal ongetwijfeld een verdere afwijking van de cultuur ten opzichte van de nulmeting indiceren.

De criticaster zal zeggen: ‘Dat is logisch, gezien de huidige intercontinentale volksverhuizingen.’ Het is ook het kaf op het koren van de primitieve, verstandelijk begrensde vreemdelingenhater.

Maar vooral zegt het iets over hoe mensen door hun taalgebruik impliciet aangeven in hoeverre ze voor cultuurontwikkeling openstaan en er in meegaan.

Cultuur uit zich in geaccepteerd gedrag, waarbij de levende taal de cultuurdragers identificeert, maar ook een spiegel naar de toekomst voorhoudt.

Categorieën: Thema column

Robert

Robert Beernink auteur van verhalen, #binnendoordenkers en lichtgedichten. Zijn motto: elk verhaal is waar, elke waarheid slechts geloof.

7 reacties

Nummer 22 · 10 oktober 2016 op 17:53

Duidelijk! Mooi geschreven! Cultuur zegt echter niets over beschaving. Wat een meerderheid niet acceptabel vindt, kan een cultuur op zich worden. Een cultuur van “ons soort mensen” denk aan corps rituelen, hooligans en de graai cultuur.
De vele vormen van cultuur uit zich- zoals je schrijft – in geaccepteerd gedrag door de cultuur binnen een groep, een streek, een dialect. Wie zich niet aanpast aan de mores van die cultuur valt buiten de eigen aangeleerde, opgelegde (soms dwangmatig eigen normen en waarden. Ook dat is cultuur. De vele historische voorbeelden en de huidige uitingen van een cultuur die niet als een beschaafd cultuur kan worden omschreven, maakt het begrijpen soms moeilijker voor een beeld van de toekomst.

NicoleS · 10 oktober 2016 op 18:31

Volendammers zullen nog wel even volharden waar het in stand houden van hun cultuur betreft. Daar zijn ze erg trots op. Dit stuk heb je mooi en goed onderbouwd geschreven. Zeer knap gedaan.

Meralixe · 10 oktober 2016 op 18:33

Wordt er hier niet een beetje uit de nek gekletst? Tjonge tjonge, zowat halverwege begon het te suizen in mijn kop!
Geef mij maar niveau ‘Het zakhorloge,’ meer dan moeilijk genoeg voor de column Xer. (denk ik)

Ferrara · 10 oktober 2016 op 21:11

Niks mis met een goed doorwrocht stuk dat de tweede prijs wint bij de Van Dale Gouden Talenknobbel. Dat red je niet door uit je nek te kletsen. Nogmaals Van Harte.

Esther Suzanna · 11 oktober 2016 op 00:35

Het kan zo door voor het Nationaal Dictee! 🙂
Dat wordt peentjes zweten.

Knap stuk!

van Gellekom · 11 oktober 2016 op 11:53

In mijn ogen een knap stuk en ik ben het met Ferrara eens; dat red je niet door uit je nek te kletsen.

Nummer 22 · 11 oktober 2016 op 15:04

Dat uit de nek kletsen wordt in Nijmegen niet geaccepteerd daar heet dat uit de N.E.C. kletsen en die Nijmegenaren nou nou die kletsen en wandelen al eeuwen uit hun nec, pardon nek.?

Geef een reactie

Avatar plaatshouder