Graham Preston had het uiterlijk van Ernest Hemingway. Een globetrotter op leeftijd en van de oude stempel. Immer gekleed in een tropische outfit die in het Afrika rond de vorige eeuwwisseling niet zou hebben misstaan. Goed ademende kaki-shorts, een gemakkelijk zittend shirt van dezelfde stof, een tropenhoed met neklap. En hij had een kenmerkende woeste sneeuwwitte baard.

 
Preston was een filantroop. Hij kwam uit een rijk geslacht en was opgegroeid in het pompeuze victoriaanse buitenverblijf van de familie in de groene heuvels van Sussex. Volgens familietraditie had hij zijn tienerjaren doorgebracht op het jongensinternaat van Eton en vervolgens had hij historie gestudeerd op Oxford, waarna hij de neo-aristocratie voor gezien hield en richting Afrika was vertrokken.

 
In Rhodesië leefde Preston in Matabeleland, in Wankie, waar hij de zwarte bevolking, die leed onder de strijd tussen de Engelse overheersing en de plaatselijke rebellen, de ZIPRA, ondersteunde. Hij stichtte een school en een hospitaal en smokkelde zelf regelmatig met gevaar voor eigen lijf en leden, medicijnen en apparatuur van Salisbury naar Wankie.
Prestons affiniteit met archeologie is ontsproten tijdens een van deze trips, toen hij uit had moeten wijken naar de grotten van de Matobos. Tijdens een noodgedwongen verblijf in dit gebied had hij voor het eerst kennis gemaakt met de rotstekeningen van de Bushmen. Hij was erdoor gebiologeerd geraakt en hij was er vele malen teruggekeerd.

 

In het holst van de Bush War had Preston twee archeologische expedities naar de Matabos georganiseerd en gefinancierd, waarbij de oude tekeningen, in kaart werden gebracht. De oudste ter wereld, sommige naar schatting 40.000 jaar oud.
Tegen het einde van de Zimbabwiaanse onafhankelijkheidsstrijd werd het Preston toch te onveilig als blanke, en is hij vertrokken. Eerst terug naar Engeland, maar daar had hij zijn draai niet kunnen vinden en geen jaar later was hij weer terug in Afrika. In Lodwar in de Keniaanse Riftvallei.
En enkele jaren later, in 1982, was hij bij een nieuw archeologisch project betrokken. In Soedan dit keer. Hij had het gerucht gehoord dat er in Dukki Gel piramides zouden kunnen liggen en een jonge Zwitserse archeoloog, die de ontdekking had gedaan had moeite om een team te formeren om de opgravingen op een gestructureerde wijze te kunnen uitvoeren.

 

Preston stelde fondsen ter beschikking en is ruim tien jaar nauw betrokken geweest bij de opgravingen van een complex van piramides en tempels. Meer dan twintig had zijn team er in die periode blootgelegd.

 

Inmiddels had Preston een zekere bekendheid verworven in de besloten wereld van de Afrikaanse archeologie. Hij kreeg vele verzoeken om betrokken te worden bij nieuwe expedities. Niet in de laatste plaats natuurlijk vanwege zijn schijnbaar onuitputtelijke geldbuidel. Maar hij had inmiddels ook de nodige ervaring en bleek een feilloos gevoel te hebben of een initiatief succesvol zou kunnen worden of niet. Bovendien was zijn netwerk ook wijd vertakt.

 

Preston had ook een nieuwe passie ontwikkeld. Zijn directe betrokkenheid bij expedities werd minder. De opgravingen waren voor hem niet meer bevredigend. De uitdaging leek er voor hem af te zijn. Maar aangezien hij van alle initiatieven, van sluimerend tot en met geslaagd of mislukt, op de hoogte was, begon hij inzicht te krijgen in de grotere verbanden. Soms wist hij, zonder enige concrete aanwijzing, waar de volgende vindplaats van schatten uit de oudheid zich zou moeten bevinden. Zijn ervaring werd geroemd. Maar was het wel ervaring? Of wist hij meer?

 

Zonder dat de archeologische gemeenschap het in de gaten had, was Preston zich gaan verdiepen in de correlaties tussen de verschillende excavatie-sites, de verschillende beschavingen en de verschillende tijdperken waarin de bouwwerken en andere voorwerpen waren vervaardigd. Preston zocht naar het verhaal achter de verhalen.

 

Toen hij Robert voor het eerst had ontmoet wist hij het meteen:”Deze jongen is de missing link. Hij kan mijn levenswerk vervolmaken.” Hij kon toen nog niet geweten hebben van Roberts academische prestaties. Maar hij was getroffen door zijn uitstraling. De kalmte en zijn evenwichtige voorkomen. De wijsheid die uit zijn diepe blik sprak. Zijn bescheidenheid en zijn leergierigheid. Hij had in Robert een betere versie van zichzelf herkend, van zo’n 35 jaar eerder.

Categorieën: Vervolg verhalen

Chris

Chris den Daas

1 reactie

arta · 29 juli 2014 op 22:40

Redelijk droge kost dit keer, maar mijn aandacht heb je.

Reageren op vervolgverhalen vind ik altijd lastig, omdat het nog alle kanten op kan gaan en evt feedback voorbarig kan zijn.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder