De Duitse consul, Klaus, hebben we leren kennen op een wijnproeverij, zeg maar: zuipfeest, eind november. Het idee van zo’n wijnproeverij is eenvoudig, maar doeltreffend: je betaalt een vast bedrag – in dit geval R150,-, omgerekend een tientje – en je krijgt daarvoor een glas. Dat glas kun je bij de pakweg veertig verschillende standhouders onbeperkt laten vullen. Het festijn duurde van een uur of twaalf in de middag tot zes uur.

Met Klaus raakte ik tegen het einde van de middag in gesprek. Nadat ik – maar hij ook – de meeste van de wijnhandelaren en –leveranciers al hadden beproefd. Het initiële contact verliep dus vrij gemakkelijk. Ongeremd kun je zeggen. Tenminste als je dit van een Duitser en bovendien diplomaat zou kunnen stellen. Waar we het precies over hadden weet ik niet meer (sic!). Wat ik nog wel weet is dat Bianca en zijn vrouw het ook goed met elkaar konden vinden. En toen bleek dat Klaus een nog grotere muziekverzameling had dan ik was het duidelijk dat wij elkaar vaker zouden moeten zien. Aldus geschiedde.

Klaus woont in Houtbay. Over zijn veel te grote villa en het schitterende uitzicht over de baai zal ik niet verder uitwijden, noch over zijn speciale muziekkamer met hifi-installatie van ruim een ton. Neen, wat voor mij interessanter was, was de ligging van Houtbay. Houtbay ligt namelijk ingeklemd tussen de imposante Chapman’s Peak drive, en de Kaapse versie van de Couberg, Suikerbossie. De laatste twee pieken op het Cape Argus parcours.

Ik had besloten om ons bezoek aan Klaus te combineren met een fietstochtje. Het zou de lakmoesproef moeten zijn. Als mij het zou lukken om zonder afstappen beide heuvels zou kunnen “nemen” dan zou ik een grote stap hebben gemaakt, vooral mentaal, in mijn voorbereiding.

Bianca had mij gedropt in Noordhoek, een paar kilometer voor de klim naar Chapman’s Peak. Het weer zat mee, het was een beetje bewolkt en relatief koel. Ik peddelde op mijn gemak naar de eerste oneffenheid in de weg. Chapman’s Peak heeft veel weg van een echte alpenklim. Een smalle weg, haarspeldbochten en veel rotsen. De enige dissonant – nou ja  – in dit beeld is de afgrond, die in het geval van Chapman’s Peak niet bestaat uit sappige groene alpenweiden, maar uit de donkerblauwe oceaan.

Het eerste gedeelte van de klim viel mee. Ik hoefde niet eens in de laagste versnelling te trappen. “Heb ik mij hier nu zo druk over gemaakt?” Na een kleine kilometer was er zowaar een kleine afdaling. “Nou, die eerste meters heb ik alvast in de tas!” De weg draaide scherp naar rechts en ik moest nu toch wel serieus terugschakelen. En toen ik per ongeluk voor mij uitkeek zag ik dat de weg zich na wat bochten een paar verdiepingen hoger bevond. Daar moest ik dus naar toe Ik moest dus wel degelijk aan de bak.

Het verraderlijke van de rit was dat telkens als ik dacht dat ik er bijna was, er zich weer een hoger plateau aandiende. Ik moet zeggen dat ik de pedalen wel soepeltjes rond liet draaien, maar er zat niet veel kracht achter mijn trappen.  En het schoot ook niet erg op. Dat had ook wel zijn charmes, alhoewel ik dit pas achteraf heb gerealiseerd. Mijn lage snelheid zorgde er bijvoorbeeld voor dat ik dingen zag, die ik hier nog nooit eerder had gezien. Zoals een kleine waterval, halverwege. En ik kreeg oog voor de dikke staalnetten waarmee de reuzenkiezels op hun plaats werden gehouden langs de weg.

Ik was nu al zeker zo’n 15 minuten aan het klimmen. Op zich niet erg lang, maar tijdens dat hele kwartier had ik geen enkel idee hoever ik nog moest tot de top. In mijn beleving was ik meer dan een half uur aan het afzien.

Het bereiken van de top was een beetje een anticlimax. Voor de zoveelste keer draaide ik weer scherp naar rechts en ineens, vlak na de bocht zag ik het parkeerplaatsje van het bekende uitkijkpunt, waar ik al zo vaak uit de auto was gestapt om van het uitzocht te genieten. Minder dan 50 meter nog en dan kon ik mijn voeten even van mijn trappers halen.

Niet veel later zoefde ik Houtbay binnen. Ook hier was ik al vaak geweest en het voelde vreemd om hier nu met de fiets door te rijden. Te racen eigenlijk. En veel te snel. Veel te snel, want voordat ik er erg in had kreeg ik de volgende puist van formaat in het vizier: Suikerbossie. Een rechte weg van zo’n drie kilometer brengt je van zeeniveau naar zo’n 200 meter hoogte. Een gemiddeld stijgingspercentage van ruim 6%.

Ik probeerde niet te ver naar voren te kijken – of ik zou beter kunnen zeggen: naar boven te kijken – want dat werkte nu niet echt bemoedigend.  “Verstand op nul, blik op oneindig,” had ik vertaald met:”Kijk niet verder dan twee meter voor je voorwiel en concentreer je op de scheurtjes in het wegdek.”

De klim vorderde maar matig. Dit werd bevestigd toen ik het waagde om iets verder te kijken dan mijn neus lang was. “Nog niet eens halverwege.” “Gewoon doorfietsen, nog maar 10 minuten,” probeerde ik mijzelf moed in te denken. Langzaam, langzaam maar zeker zag ik de top nader bij komen. Nog 400 meter…….300 meter…… 200 meter ……. 100 meter……nog een klein bochtje en dan…..

Ja, dat had ik niet verwacht. Dat er ook nog een bocht in de weg naar de top zat. Ik had gedacht dat het één rechte klim was. Ik moest echt even slikken. En zelfs dat kostte mij moeite, want mijn speeksel was slijmerig geworden, ik was een beetje uitgedroogd. De laatste loodjes bleken zwaarder dan ik had gedacht.

Maar uiteindelijk, misschien slechts 200 meter verder, had ik deze laatste heuvel van de rit overwonnen. “Yes, I did it!!”

Een half uur later spoelde ik het zout van mijn lijf met het natte zout van de koude oceaan in Houtbay en maakte ik mij op het kleine strandje staatsiebezoeksfähig. Ik tuurde over het water, naar het zuiden, naar Chapman’s Peak drive. Ik had de weg al zo vaak met de auto gereden. Wie had nu ooit kunnen bedenken dat ik in staat zou zijn om per fiets diezelfde route te rijden.

Maar zou ik diezelfde steile klim over ruim vier weken ook kunnen bedwingen met reeds zeventig zware fietskilometers in de benen?

Categorieën: Algemeen

Chris

Chris den Daas

1 reactie

Mien · 22 april 2014 op 16:12

Oeps … ook ik heb maar net de top van de column gehaald.
Je schrijft best lekker, maar of het blijft boeien, ik weet het niet.
Ben dan ook benieuwd of ik de finish van je vervolgverhaal ga halen.
Met al die columns al in mijn benen. 😉

Geef een reactie

Avatar plaatshouder