Zoals altijd begint de dag bij de computer. De pijn in mijn linkerarm is heviger dan anders. Ik draai er wat mee. Dat helpt gewoonlijk. De druk op mijn borst baart me nu toch zorgen. Het doet verrekte pijn. Ondraaglijk haast. Ik kan niet blijven zitten. Ik moet de dokter bellen. Dit is te heftig.

Verdorie, ik ben nog in pyjama. Ik moet naar de wc, maar ben bang dat me wat gebeurt als ik pers. Als de dokter straks komt, moet ik toch schoon en aangekleed zijn. De pijn houdt aan.

O nee! Het zal toch niet vandaag? Er is nog zoveel lekkers te eten in de koelkast. Inmiddels heb ik me wat gewassen en aangekleed. Wie kan ik bellen? 112 is wat overdreven. Het spoednummer van de huisarts.

‘Misschien bel ik u wel onterecht, maar ik heb zo’n pijn op mijn borst. En het straalt uit naar mijn  linkerarm.’
‘Heeft u dat vaker gehad?’
‘Nee, niet zo erg.’
‘Heeft u koorts?’
‘Nee.’
‘Ik zal de huisarts, misschien meteen een ambulance sturen. Ik onderneem in ieder geval actie. Is er iemand bij u?
‘Dank u. Ik kan wel iemand waarschuwen.’

Ik loop met de hand wrijvend over de borst door de kamer en bel mijn moeder.
‘Ja.’
‘Ma, kun je komen?
‘Wat is er?’
‘Ik heb het aan het hart,’ wrijf ik de paniek er meteen vol in.

O, daar komt de huisarts al. Nee toch niet. Of is dat hem en waar blijft ma? Ik leg de kranten en andere papierkraam op een hoop. Het moet er een beetje opgeruimd uitzien. Mijn half vuile kleren gaan alsnog in de wasmand. Ik had een was moeten draaien.
Weer loop ik naar het raam. Waar blijven ze toch? Ik zie over de rondweg een ambulance met loeiende sirenes rijden.
Is die voor mij? Wat heb ik in gang gezet?

Even later schud ik wat beduusd twee ambulancebroeders de hand. De een informeert naar de pijn terwijl de ander een infuus klaar maakt. Mijn bloeddruk wordt gemeten. Ik krijg plakkers op borst en rug. De een tapt bloed af en de ander haalt een glas water. Mijn moeder kijkt met angst in de ogen toe. Het dringt amper tot me door.
Ze spuiten me iets onder de tong. De pijn zakt en ook ik dreig weg te zakken.
‘Blijft u er wel bij. We brengen u nu naar het ziekenhuis. Ik denk dat u vandaag nog wordt geholpen.’
Ze helpen me naar de brancard. Ik voel me wegtrekken.
‘Is dit het dan,’ schiet het door mijn hoofd. Ik zie mijn moeder en een toegesnelde vriendin elkaars arm pakken. ‘Nee, vandaag is het mijn tijd nog niet,’ houd ik mezelf voor.

Het valt me op hoe ongemakkelijk het ligt in een ambulance.
De gezondheidszorg draait op volle toeren. Vanuit de ziekenauto is er overleg met de spoedopname. Verplegers en artsen staan klaar. Bloeddruk wordt gemeten, hartfilmpje gemaakt, bloed wordt afgenomen en er worden vragen gesteld. Voor ik het goed en wel in de gaten heb, krijg ik al wat te eten aangeboden.
‘Het filmpje wijst op een infarct en ook de bloedwaarden wijzen daarop. We gaan een katheterisatie uitvoeren om te kijken wat er aan de hand is.  We moeten waarschijnlijk een stent plaatsen. Er zijn wel risico´s. We kunnen bijvoorbeeld een ader raken. Dat moet u wel beseffen.’

Dezelfde middag word ik geholpen. De ingreep stelt weinig voor. Ik voel er niks van. Ook niet van het scheren van mijn balzak en lies dat er aan vooraf gaat. Dat een vrouw me daar nog eens zou scheren. Niet dat het een fantasie is, maar het heeft wel iets intiems. Al is daar nu geen sprake van.

Tijdens het onderzoek staat de radio aan. ‘Arbeidsvitamine,’ hoor ik mezelf zeggen. Na afloop plaatsen verpleegkundigen een zogeheten drukbol om bloeding van de slagader te voorkomen. Ik moet een paar uur plat blijven liggen. Als de verpleegster, waarvan me de naam net als van al die andere hulpverleners helaas is ontschoten, de bol weghaalt, blijkt de wond iets te lekken.  Ze vraagt een collega om raad en hulp. Ik krijg een drukverband.

‘U kunt zich met het rechterbeen afzetten. Nu omhoog.’ Ze schieten in de lach als ik mijn been omhoog gooi.  ‘Nee, u moet met de billen omhoog.’ Het verband voelt nog het meest als een luier. Tijdens de uren die volgen houden de verpleegkundigen de wond nauwgezet in de gaten, waarbij ze ook even over mijn been strijken om te voelen of er nog leven in zit of zo. Ondanks de spanning is het uiterst geruststellend en zelfs aangenaam.

Er is gelukkig niet zoveel aan de hand. De aders zijn niet zo dichtgeslibd dat er moet worden gedotterd. De artsen denken dat medicijnen kunnen helpen om de klachten in de toekomst te voorkomen. Dat mijn hart een tijd te weinig zuurstof heeft gehad, staat vast.
‘Ik heb dus niet voor niets gebeld’
‘Nee, dat zeker niet. We houden u ook nog een dagje hier.’

Twee dagen later ben ik weer thuis. Alleen een gigantische bloeduitstorting op mijn bovenbeen herinnert aan de opname in het algemeen en de katheterisatie in het bijzonder. En ik? Ik heb aan den lijve ondervonden wat een geoliede machine de gezondheidszorg is. Een verontrustend telefoontje is voldoende om het hele apparaat met alle toeters en bellen in werking te zetten. Gelukkig maar. Het heeft waarschijnlijk mijn leven gered.

Categorieën: VEC

Frans

Ooit schreef ik voor een regionaal dagblad. Daar hadden ze na 22 jaar genoeg van en nu probeer ik het hier. Na een grote tussenpauze hoop ik de draad weer op te pakken.

8 reacties

Sagita · 1 februari 2015 op 01:04

Geweldig om dit te lezen. Oké het is weer rustig hier. Maar af en toe heb ik er last van. Krijg ik heftige pijn op mijn borst, terwijl ik de oorzaak niet ken. Is het mijn hart? Heb ik misschien een zweertje in mijn slokdarm? Of lekt het borst implantaat dat mijn afgezette borst nooit heeft kunnen vervangen. Maar toch het is beklemmend.
Ik heb er mijn huisarts naar gevraagd. Wat te doen in die situatie? En ja jij hebt het goed gedaan. De hele malle molen in werking gezet.
Ik niet. Ik slik zo’n 1000 mgr (echte) aspirine. Die zorgen dat mijn bloed verdunt en mijn kransslagaderen mijn arme hartje van genoeg zuurstof voorzien en dan maar afwachten. Vanavond toevallig ook. Het was weer zover. Ik heb mijn mobiel in de achterzak van mijn broek gestopt. Ik hoop dat ik nog in staat ben om als het echt zover is dat ik 112 nog kan bellen en anders…?
Gewoon 112 bellen kan ik echt niet. Ik ga nog liever dood. Wie zorgt er voor Jip, mijn hond? Voor Mo en Cherie, mijn poezen? Als ik acuut uit mijn huis wordt weggehaald en met gierende sirenes naar een ziekenhuis gebracht.
Ik heb nog een paar glazen rode wijn gedronken en de pijn is weer gezakt. Misschien dat op een dag mijn remedie niet meer werkt. Misschien dat ik op op tijd gevonden word? Maar wat is tijd als je in laatste levensfase bent beland?
Dank voor deze column. Ik voel me even niet meer alleen met dit probleem!

LouisP · 1 februari 2015 op 07:57

In heel veel opzichten goed gedaan! Steun, vertrouwen, respect!
Goed gedaan, goed geschreven

Yfs · 1 februari 2015 op 10:38

“Verdorie, ik ben nog in pyjama. Ik moet naar de wc, maar ben bang dat me wat gebeurt als ik pers. Als de dokter straks komt, moet ik toch schoon en aangekleed zijn”

Een alina vol met het herkenbare van ons als mens!

De angst, paniek en onzekerheid heel goed weergegeven.

:yes:

Mien · 1 februari 2015 op 15:21

Treffend geschreven. De beleving, de waas, de realiteit. Jouw verhaal heeft geen versiering nodig, geen toeters en bellen. Juist daarom vind ik de titel ook erg goed. Ik hoop dat je nog veel van dit soort stukjes gaat schrijven. Uit het leven gegrepen. In het leven gegrepen. Het staat vooralsnog heel goed een maand lang op de voorpagina, in het midden. Mooi ook om te zien hoe het schrijven van een VEC, het beste in een schrijver naar boven haalt. Felies! :yes:

Spencer · 1 februari 2015 op 19:13

:yes: :rose:

pally · 2 februari 2015 op 12:04

Mooi en realistisch geschreven, Frans! De angst, de onzekerheid, de vragen en de gewone dingen er omheen. En het meer dan waard om een maand op de voorpagina te staan!

Ferrara · 2 februari 2015 op 19:00

Mooie VEC. Goede weergave van een indrukwekkend gebeuren, er is je weinig ontgaan. Gaat het goed met je?

g.van stipdonk · 2 februari 2015 op 19:10

Prima VEC. Mooie beschrijving van het gebeuren.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder