‘Kwam je zomaar langs?’ vraagt Mick, leunend tegen het aanrecht.
‘Ik dacht dat het wel gezellig zou zijn als we samen zouden eten vanavond? Dan kook ik wel, er ligt vast van alles in je koelkast. Waar kom je vandaan trouwens?’ Ik bedenk ineens dat hij met lege handen thuiskwam, van een boodschap doen was dus geen sprake.
‘Nieuwsgierig Aagje.’ Hij knijpt in mijn wang, zachtjes, maar toch vind ik het vervelend en ik deins een beetje terug. Ik vraag het uit interesse, niet uit bemoeizucht en bovendien ben ik genoeg geknepen vandaag.
‘Vanavond niet, lieverd. De jongens en ik gaan eten in de stad en daarna duiken we nog even de kroeg in.’ De jongens en ik? Hij praat over twee vage kennissen alsof ze bloedbroeders zijn. Ik weet wel wie Mick bedoelt. De broertjes Oppendoeze, Jeroen en Mark, ik ken ze nog van de middelbare school. Ik zou met Mick eens een keer een goed gesprek moeten voeren over de betekenis van het woord ‘vriendschap’. Maar vanavond dus niet.
Hij zet zijn pils op het aanrecht en steekt zijn handen in zijn broekzakken. ‘Ik wil over een uurtje weg en ik wil nog even douchen, sorry,’ zegt Mick met een verontschuldigend gezicht. Hij stuurt me weg. Dat is wat hij doet en hij probeert het aardig te brengen maar ik heb de boodschap begrepen. Copy that. Ik trek mijn mouwen over mijn handen en zet mijn flesje weg.
‘Je hoeft niet meteen weg, drink eerst even je biertje leeg. Wel haast, maar geen paniek hoor.’ Weer dat verontschuldigende gezicht. Ik vind het ergens wel aandoenlijk.
‘Geeft niets, Mick. Ik ga, ik heb nog duizend dingen te doen,’ lieg ik en ik pak mijn autosleutels. Ik zou hem een fijne avond moeten wensen maar krijg het niet over mijn lippen.

Het is koud in huis. En donker. En stil. De kou is zo verdreven. Een paar blokken in de open haard, de fik erin en in een mum van tijd is het hier warm. De duisternis los ik alleen op waar ik dat nodig vind, in de gang en op de overloop naar boven, natuurlijk in de keuken en ik zet een schemerlichtje aan, naast de stoel van mijn moeder. Zij mag er dan niet meer zijn en ik verving bijna alles hier in huis na de dood van mijn ouders, maar de stoel van mijn moeder bleef, net als de afzichtelijke leeslamp die ernaast staat. Dat moest.
De stilte los ik niet op. Ik kan de tv aanzetten of de radio maar noch de een, noch de ander maakt het soort geluid waar ik behoefte aan heb dus dat laat ik. In plaats daarvan steek ik een sigaret op, staar naar de stoeiende vlammen in de haard en nip van een glas wijn. Rood. De kleur past prima bij de striemen op mijn polsen. Over een dag of twee, of misschien morgen wel, zie je er niets meer van. De vlekken in mijn hals zijn al verdwenen, dat zag ik net toen ik thuiskwam, in de spiegel in de gang.
Net als Lexi rol ik me op, in de stoel van groen velours met sleetse plekken op de leuningen. Mijn onderarmen passen er precies op. Als ik stil blijf zitten dan zie je er niets van en lijkt hij als nieuw. Ik pak het boek waar ik gisteren in begonnen ben en dichtsloeg op bladzijde negenenzestig maar ik moet terug, het laatste stuk is niet blijven hangen en wat ik lees komt me onbekend voor. Ik blader terug tot bladzijde zevenenveertig en probeer de draad weer op te pakken, maar ik kom niet verder dan hoofdstuk drie en dwaal af naar de bananendoos en de boekjes. Ik moet er steeds aan denken. Ik zie ze zo weer voor me. Netjes op een rij. Allemaal hebben ze dezelfde kleur kaft; donkerblauw. Maar Mick is een chaoot en zo zag zijn huis er ook uit. Het past niet. Overal liggen spullen die hun plaats nog moeten vinden. Als ik over een week of drie binnenstap is het nog net zo’n puinhoop, ik weet het zeker. De schriftjes of boekjes of wat het ook zijn heb ik nooit eerder gezien, terwijl we jaren onder een dak hebben gewoond. Het zijn vast geen plakboeken.
De kerkklok slaat een keer en ik kijk op. De kerk staat hierachter. Halfnegen. Mick is nu de stad in met Jeroen en Mark en is voorlopig nog niet terug. Voor ik het weet heb ik het restje inhoud van mijn glas in de haard gegooid, de lichten in huis gedoofd en zit ik weer in mijn auto.

Ken je dat gevoel? Dat er muizen knabbelen aan de wand van je maag? Niet van de honger, ‘trek’ zou mij moeder zeggen, maar van de spanning? Knabbelen is niet het goede woord eigenlijk, rondrennen is beter, dus het zouden ook hamsters kunnen zijn, in zo’n rad. Of maden. Krioelende maden. Ja, dat omschrijft het gevoel nog het best.


8 reacties

NicoleS · 7 november 2017 op 10:11

Bijen. Zwermende bijen. Ik kende iemand die geen kasten had. Alles stond in dozen. Grote verhuisdozen. Mooi weer Karen

Robert · 7 november 2017 op 15:18

Mooi hoor! Ik begin nooit zonder titel, want anders heb ik geen kapstok. Moedig om zo te starten; blijft boeien! Op, de stad in!

    Karen.2.0 · 7 november 2017 op 17:33

    Ik heb de titel al acht keer veranderd dus ik laat het maar even voor wat het is: nog niks 😀

Nummer 22 · 7 november 2017 op 17:08

Tsja… als het licht dooft het vuur niet meer gloeit, het bier lauw geworden is, de wijn verzuurt, de koffie drab gelezen kan net als theebladeren dan…. pak je boek en ziet dat deze ook al leeg is. Enfin, ga aan de whisky (wel de double malt, ach single malt mag ook) of aan de cognac, nou pleegzuster bloedwijn (wie kent dit drankje nog?) helpt tegen nachtelijke eenzaamheid. De nachzuster tegen hart pijn.?

    Karen.2.0 · 7 november 2017 op 17:38

    Is dat een drankje????!!! Slaapmutsjes komen blijkbaar in vele gedaantes maar deze klinkt niet erg aantrekkelijk 🙂

Mien · 7 december 2017 op 22:15

Je houd de spanning goed vast. Knagende ingewanden. Altijd vervelend.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder