Annelie

Hij bewondert haar nu al een paar dagen van een afstand. Ze is nagenoeg de belichaming van perfectie. Lange, rode, golvende haren. Een huid zo blank dat ze bijna doorschijnend is. Grote ogen en een lach die zijn hart sneller doet kloppen. Met haar rechteroog loenst ze iets, wat haar gezicht een beetje asymmetrisch maakt. Ze is puur; sereen bijna. Als ze lacht houdt ze haar hoofd iets scheef en als ze loopt bewegen haar heupen op het ritme van haar pas.

Kedeng, kedeng.

Wat mij opvalt wanneer ik mijn favoriete onderwerp ‘NS’ aanhaal, is dat iedereen er een mening over schijnt te hebben. Zelfs verstokte automobilisten die in 1978 voor het laatst met de trein gereisd hebben. En niemand is overwegend positief. Begrijpende blikken, knikkende hoofden, een ‘ja, vervelend hè!’ en anekdotes uit de vorige eeuw komen in grote mate voorbij wanneer forensen zoals ik ons beklag doen over de zoveelste vertraging bij hun overstap op Schiphol. Ik heb een rijbewijs en een auto. Waarom ga ik dan nog met het openbaar vervoer?

Zoals vroeger.

Ik raap een kastanje van de grond. Hij loopt naast me en pakt mijn hand. ‘Hoe is het met je?’, vraagt hij mij. ‘Goed. Ik heb het ontzettend druk, maar dat is wel allemaal leuke drukte.’, antwoord ik. ‘En de liefde?’. ‘Tja’, zeg ik lachend, ‘de liefde… Je kent me toch. Ben daar gewoon niet zo goed in’. Hij knikt begrijpend terwijl hij met zijn wijsvinger zijn bril op zijn neus duwt. ‘Te veel leuke mannen, te weinig tijd. En altijd maar bezig met die carrière van je’. ‘Zoiets’, zeg ik glimlachend. Gek eigenlijk. Het komt juist door hem dat ik mij volledig ben gaan richten op mijn carrière. Onafhankelijk en zelfstandig, waren zijn sleutelwoorden altijd.

Lopen!

Een heerlijke niks-aan-de-hand-avond. Seven Years in Tibet is op televisie en ik nestel me nog even onder mijn dekentje op de bank en schuif mijn voeten onder zijn benen.

Spiegelbeeld.

‘Ik heb het nooit anders gezien. Ik heb nooit ècht naar mijn reflectie gekeken!’, schreeuwt ze huilend naar haarzelf. Haar gevoel ontmoette geen weerstand wanneer zij lachend danste met haar spiegelbeeld. Ze was wie ze was. Maar wier gezicht kijkt haar nu aan? Ze kruist haar handen, één op elke borst. Haar vingers glijden langs haar tepels. ‘Laat me voelen!’. Haar huid lijkt strelen aangenaam te vinden; een siddering trekt langs haar rug.