Een onbestemd schuivend geluid buiten mijn slaapkamer doet me naar de honkbalknuppel onder mijn bed grijpen. Ik tast met mijn vingers over de vloerbedekking totdat de slaperige mist in mijn hoofd optrekt en ik de helderheid van geest heb te beseffen dat ik helemaal niet over zo’n wapen beschik. Volledig wakker kom ik bovendien tot de ontstellende conclusie dat ik niet eens heldhaftig genoeg ben om een insluiper de hersens in te slaan. Ik zoek mijn telefoon die me met een ontzaglijk lege batterij confronteert en derhalve tijdelijk iedere dienst weigert.

Het geschuif in de gang verplaatst zich ondertussen gestaag en ik wacht met ingehouden adem op het kraken van het laminaat op de grens tussen hal en woonkamer. Mijn hart zit al geruime tijd niet meer op de gebruikelijke plaats in mijn borst, maar bevindt zich luid en snel slaand in mijn keel. Ik sla het dekbed opzij en besluit, via het raam, te proberen de galerij te bereiken. Verbazingwekkend atletisch sla ik eerst het ene en dan het andere been naar buiten. Op het moment dat ik me afzet om het kleine sprongetje naar de veiligheid te wagen, klinkt achter me een vrouwenstem. ‘Kom je me niet helpen?’

Het duurt even voordat mijn spieren zich hersteld hebben van een door angst veroorzaakte verlamming. Eindelijk in staat me om te draaien blijkt dat de grootste schrik me nog te wachten staat in de vorm van de bizarre zelf gebreide kersttrui waarin mijn moeder zich gehuld heeft. ‘De kanker heeft me belet langer dan dertien jaar je moeder te zijn, maar het valt me van je tegen dat je geen kerstversiering in huis hebt aangebracht,’ zegt ze leunend tegen de deurpost. ’Ik dacht dat ik in die korte tijd de kerstsfeer er wel bij je in geramd zou hebben.’ Ze wenkt en begeeft zich richting de woonkamer. ‘Kom, aan de slag.’

Gedwee volg ik haar en ontdek de oorsprong van het geluid dat me uit mijn slaap haalde. Over de vloer sleept mijn moeder de doos met de nepboom en kerstversiering vanuit de gang verder de huiskamer in. ‘Ja, ik heb even in je berging ingebroken. Vind je niet erg, toch?’ Energiek knipt ze het licht aan. ‘Als jij even voor de chocolademelk zorgt en deze stol aansnijdt, dan begin ik vast met het ontwarren van de lampjes.’ Ze duwt me een kerststol in handen en begint zelf geduldig aan snoeren te peuteren.

Onder het genot van af en toe een slokje en een hapje tuigen we de boom op. Behalve van de lekkernijen smul ik van haar verbazing dat haar kerstcd’s volledig overbodig zijn geworden nu Spotify tot de mogelijkheden behoort. Geheel tegen zijn gewoonte in en zonder dat hij het weet verhoogt mijn vader de feestvreugde. Zijn neiging tot het bij mij dumpen van alles wat hij overbodig acht, maakt dat ik over de kerstversiering uit het ouderlijk huis beschik. Samen met mijn moeder geniet ik van een nachtelijke trip down memory lane.

‘Wat denk je van een ontbijtje?’ Buiten bindt het eerste licht de strijd aan met de duisternis. Mijn hoorbaar rammelende maag beantwoordt haar vraag en samen lopen we naar de keuken. Ik pak wat kommetjes en kopjes, terwijl zij achter mijn rug rommelt. Haar luide “Tadaa!” doet de yoghurt die ik aan het inschenken ben over het aanrecht gutsen. Ik kijk en zie haar glanzende ogen achter de bril die modern was toen ze overleed. In haar handen de fonduepan met boerenbont-motief. ‘Dat meen je niet,’ breng ik uit. Ze trekt een tas naar zich toe en diept kruidenboter, stokbrood, zelf gedraaide gehaktballetjes en Duyvis Dipsaus mix aïoli op. Ze grabbelt verder en tot slot duiken de fonduevorken met de felgekleurde dopjes aan de achterkant op. ‘Welke kleur wil jij?’ ‘Eh, groen,’ stamel ik. Mijn verbijstering over deze ontbijtfondue wuift ze weg. ‘Jij hebt als verstokt GGZ-recidivist echt wel gekker gezien. Om maar niet te spreken over je eigen aandeel in vreemd en raar.’ Ik geef me over en besluit met volle teugen te genieten.

Mijn onbezorgde moment kan me niet lang genoeg duren, maar een doordringend piepen verstoort onverbiddelijk mijn geluk. ‘De brandmelder, mam,’ mompel ik. ‘Vanwege de damp waarschijnlijk.’ Ik sta op en struikel spectaculair over mijn sloffen. Ik krabbel overeind, buig me over mijn bed en beuk de wekker op mijn nachtkastje uit. Het gepiep houdt op. Ik hijs me in mijn ochtendjas en vol verwachting, tegen beter weten in, begeef ik me naar de woonkamer. Ik open de deur waarachter de teleurstelling me toch nog onverwacht snoeihard treft. Geen lampjes, geen fonduepan, geen moeder.

Categorieën: Overig

0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder