Gitzwarte ogen

Rond negen uur betreedt ze ons klaslokaal. De medewerkster van Vluchtelingenwerk. We kennen elkaar. Ze heeft een kind in mijn klas. Aan haar hand: een Somalisch jongetje van tien. Prachtig op kleur. Voorzien van grote glanzende gitzwarte ogen. Een pláátje. De andere kinderen kijken vanaf hun rekenwerk gebiologeerd toe. Vooral de meisjes. “Hier is ie dan!”, zegt de vrijwilligster. Inderdaad, dat ontgaat niemand. Na kort handjes schudden en ‘voorstelling van zaken’ verdwijnt de moeder.

tachtig procent

Sinds wetenschappers hun eigen onderzoeksresultaten verzinnen, ben ik ook wat vrijer geworden.
Ik wist al dat je beter geen “80%” moet hanteren, wanneer je een zogenaamd resultaat van een onderzoek aanhaalt, dat nooit gehouden is.
Alleen fantasten doen dat en die zeggen dan zoiets als; ’Een Amerikaans onderzoek heeft aangetoond dat 80% van de mannen uit zijn neus vreet’.
Dat kan echt niet meer. Ten eerste is een Amerikaans onderzoek altijd gesaboteerd en ten tweede gebruiken die fantasten altijd die 80%, omdat het lekker makkelijk is en omdat het aangeeft dat het best veel is.

Smiespelen

In de klas van kleindochter is de moeder van een jongetje overleden. Vijfendertig jaar nog maar, ze was al heel lang ziek.

Er wordt heel veel over gepraat met de kinderen in de klas, jonge kinderen, groep een en twee.
Kleindochter is erg onder de indruk. De foto in de hal van de school met bloemen en een flakkerend
waxinelichtje wordt veelvuldig bekeken. Ze is net vijf en vindt dood zeer interessant, maar zeker niet eng.

Deursmaak

‘Nee, die cervelaatworst haal ik van mijn brood, die eet ik niet op, moet je proeven, heeft een echte deursmaak’.
‘ Laat maar, getver, ik geloof je wel. Gooien we in de prullenbak, dan maar een boterham zonder wat’.
‘Of kunnen we nog ruilen met iemand die suiker op zijn brood heeft? Misschien proeven ze niks van onze deursmaak’ .
‘Idee’

Brief aan Dion Graus

Geachte heer Graus,

Ik denk dat weinig mensen besef­fen dat u de afgelopen weken uw finest hour heeft beleefd. Sinds 15 novem­ber is de alarm­lijn voor dieren namelijk in de lucht. Vanaf nu is het ondenkbaar dat een dier in nood geen hulp ont­vangt. En dat heeft u toch maar mooi bedacht. 144 red een dier. Dat rijmt!