Zes jaar geleden liep ik met mijn nichtje van 11 langs een dierenwinkel in de hoofdstraat van het dorp waar mijn huisje staat, waar de geur van dierenpret ons tegemoet kwam. We keken elkaar aan en de blik was duidelijk: de aankoop bestond uit een baby haan en een baby kip uit een nest van het ras Barnevelder.
De haan en de kip werden tijdelijk gehuisvest in ons naast het optrekje gelegen eigen appartement in een fraaie kartonnen doos. Iedere avond op klokslag zes uur ging ons duo in de doos en de volgende ochtend bij ontwaken er weer uit. In de tussentijd een fraai hok gebouwd uit oud hout en afgedankte plastics en lappen (een soort craddle to craddle), bestaande uit woongedeelte, slaapvertrek en toilet/wasruimte. Onze levende have zou onze have niet zijn als er geen namen beschikbaar zouden zijn voor de lievertjes en die werden alras bedacht: Plopsa (de haan) en Flopsa (de kip). De namen hebben iets te maken met het geluid dat kippen maken nadat de laatste adem is uitgeblazen als gevolg van een fraaie hart-attack, waarvan we uiteraard hopen dat die nog lang uitblijft. Als rechtgeaarde vegetariërs zullen ze van ons geen last hebben. Ze kunnen immers wel 20 jaar worden, en wie gunt ze dat nu niet?
Nou, bijvoorbeeld onze buurman op de hoek naast ons die tijdens de renovatie van ons optrekje opvallend vervelend ging doen bij de gemeente, die nu al weer zes jaar recht onder zijn slaapkamerraam een fraai kippenappartement heeft staan, waar iedere ochtend rond 4.30 uur de haan blijk geeft van zijn verworvenheden in dit leven en daarnaast ieder gelegd ei van zijn Flopsa met luid gekraai (wij zien het als gezang) verwelkomt.
Onze buurman, een gepensioneerde professor, dikbuikig van het goede leven en dol op drinken en lang uitslapen (wellicht onder het motto: ’s avonds een vent, ’s morgens een… dweil!) heeft inmiddels kromme tenen en een spijt die vele grenzen te buiten gaat, maar dat mag de pret niet deren.
Ieder jaar zijn we enkele maanden te vinden in het dorp (bekend van o.a. onze bovenbuur Guatika) in ons huis en bij de kippen. In de tussentijd (dus als we elders zijn) verzorgt een bevriende lokale kennis de levende have en onderhoudt ons optrekje. Die kennis mag dan de eieren rapen en de fruitbomen leeghalen, en fruit hebben we genoeg (brebas, vijgen, durazno, boomtomaten, mandarijnen, kruiden, kokosnoten en nog veel meer heerlijks en alles ongespoten)!
Het weer is er vergelijkbaar met Nederland, maar… je komt er (nog) geen landgenoten tegen en dat is een zegen: het houdt de prijzen van kwaliteitsprodukten laag en zorgt voor rust en orde in de omgeving. Wel zijn er relatief veel sportlieden te bekennen in onze buurt. Wielrenners doen hier hun hoogtestages, voetballers wippen met de spelersbussen even langs voor een tussendoortje in een van de exclusieve restaurants met streekprodukten (o.a. Sabajon, vaak aangemaakt met aguardiente of brandy).
Of even met de dorpsbus voor 60 cent naar het dichtbij gelegen Sogamoso, waar je voor minder dan 60 euro handgemaakte leren laarzen (vijf jaar garantie op materiaal en arbeid) kunt laten aanmeten (in mijn geval een kruising tussen een Texana en een Spaanse rijlaars, heel apart en uniek) of, bij dezelfde llanero, een leren jas met binnenvoering van zijde of bont voor dezelfde prijs. In Nederland betaal je al gauw een aanmerkelijk hoger bedrag voor deze kledingstukken. Als je dat weet, ga je niet meer naar het strand van Cartagena of de toeristische shit in Bogota of de inmiddels door de commercie kapotgemaakte lokale Feria-cultuur van en in (Santiago de) Cali.
Dan ga je gewoon een paar dagen winkelen in een van de vele daarvoor geschikte locaties in het district Boyaca (goed bereikbaar met de bus vanuit Bogota) tijdens je vakantie voor prijzen die ongekend laag zijn en genieten van de streekgebonden cultuurprodukten in een van de vele horecazaken in dit (door Bogota gecontroleerde en dus veilige) district, dat bol staat van het overigens rumoerige verleden van Colombia (of, zoals een kennis van mij zegt: Locombia).
Plopsa en Flopsa dus.
Plopsa is de laatste tijd erg agressief. We vroegen onze bekenden in het dorp of zij bekend waren met dit fenomeen. Zij konden ons vertellen dat zij niet bang waren om gepikt te worden door de haan omdat ze altijd een stok bij zich hebben. Op de vraag waarom ze een stok bij zich droegen kreeg ik niet goed antwoord. Ach, het zal de volksaard wel zijn. Zelf heb ik geen stok nodig (althans voor de kippen). Mijn haan en kip worden door mij iedere dag meermaals geknuffeld, wat inmiddels zijn sporen heeft nagelaten in de vorm van een serieuze flebitis, waarvoor ik nu in mijn andere optrekje in Cali mijn dagen slijt in afwachting van mijn al dan niet gedwongen vertrek naar Nederland.
Het geheim van een goede relatie tussen mens en kip is dat je niet over maar MET ze praat. Kippen zijn intelligent(er) dan sommige mensen die ik ken (ik noem verder geen namen). Een instelling die overigens ook opgaat in de relatie tussen mens en mens en mens en huisdier in het algemeen, zo is mijn bescheiden mening.
Jabbie senior
0 reacties