Ik ben opgegroeid op een boerderij, en er was een tijd dat een van onze buurjongens om de haverklap voor overlast zorgde. Regelmatig kwam de politie bij de buren op bezoek. Kwamen ze Stan niet ophalen, dan kwamen ze hem wel thuisbrengen. Buurman werd er tureluurs van. Hij was het zelfs die mijn vader kwam waarschuwen en zei: “Buurman, sloit alles goe af, want die zoon van meen; ik vertrouw ‘m nie mer.” En inderdaad, Stan jatte alles wat los en vast zat, verkocht het voor een habbekrats om daarmee de eigen kas te spekken, en sjouwde vervolgens van kroegie naar kroegie. Later is hij helemaal ontspoord, en heeft hij meerdere malen vastgezeten. Toch hebben we ook wel eens met hem kunnen lachen.

Het was pakjesavond. Wij zaten met het hele gezin gezellig en knus in de huiskamer rond het haardvuur, liedjes zingen, je kent dat wel. Plotseling gerommel aan de voordeur, in de hal, en vervolgens geklop op de kamerdeur. Het is Stan. Poepiezat komt hij bij ons de huiskamer binnengewaggeld. Met moeite houdt hij zich staande door met zijn rug tegen de deur te leunen. “Hedde gellie niks te drinke vur meen?” lalde hij. Mijn vader stelde Stan voor om naar huis te gaan, maar hij liet niet af. “Uurst wul ik iets te drinke van jallie!” We boden hem een biertje aan maar nee: “Hedde niks sterkers?” Dát moest hij hebben. Maar gelukkig. Mijn broer had op een van zijn reizen een fles Slivovitsj meegenomen, uit Joegoslavië. Deze fles stond al jaren bij ons in de kast. Het grappige van Slivovitsj was, vonden wij, dat je het in de fik kon steken. Nee, iets sterker dan dát hadden wij niet in huis. “Loat ‘s pruuve,” lalde Stan verder. We schonken een borreltje in. “Nie te veul,” fluisterde mijn moeder bezorgd. We gaven het borreltje vol verwachting aan Stan. Eens kijken wat hij ging doen. Stan sloeg de borrel in een teug achterover! Zijn gezicht werd rood en roder, en vervolgens zakte onze buurjongen als een plumpudding in elkaar. Ongeveer zoals een flat of fabrieksgebouw dat gecontroleerd wordt opgeblazen en in elkaar stort. “Goei spul,” dat was het laatste wat hij uitbracht. Stan was finaal van de kaart. “Brengt ‘m mar vlug noar hois,“ adviseerde vader.

We sleepten Stan aan armen en benen naar buiten, waar we hem in de kruiwagen kiepten. Zo transporteerden mijn broers en ik onze buurjongen naar huis. We belden aan en buurvrouw kwam buiten. Geschrokken sloeg ze haar handen voor haar gezicht, “Och jonge, wa hedde naw wir gedoan,” steunde ze. “Gift ‘m mar hier, dan kan ie noar bed.” Samen met buurman sjouwde ze Stan mee naar binnen. Met een “bedankt jongens,” trokken ze de deur dicht. Want immers …

Categorieën: Algemeen

G.van Stipdonk

Gerard van Stipdonk. Mijn motto: Wie schrijft die blijft.

3 reacties

NicoleS · 17 augustus 2017 op 17:56

Geveld door een drankje. Dat moest vaker werken ?

Nummer 22 · 19 augustus 2017 op 11:32

Dat het boerenleven ook met overvloedig drank gepaard ging daar..kan ik ook nog wat over schrijven!
Jouw verhaal en de kruiwagen met de mannen aan de sjouw… zeer mooi geschreven!

De drank kwam in de nazaten van boerenfamilies in de regio( siinds 1200) veelal na… onteigeningen en de invoering van de melkquota’ s, mineraal boekhouding. Dat maakte vele boeren een onbezoldigde ambtenaar en hun bedrijf kapot. Vele boeren vertrokken naar Canada, Frankrijk en oost europese land. Wat… te weinig vee… hup 1000 runderen in Canada, USA enz.enz.
Drank.. ontaardde in vechtpartijen, zelfmoord of opname in klinieken.
Boer zoekt vrouw…pfff..hetechte boerenleven anno 2017..romantisch? Nee..overall aan en werkuh! bij nacht en ontij!
Maar dit terzijde

G.van Stipdonk · 19 augustus 2017 op 16:01

Hartelijk dank voor deze reacties, en tja, dat drinken, daar kan ik een boek over schrijven. Het boerenleven trouwens ook. Wordt aan gewerkt. Met dank aan Geert Mak.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder