Aeron

Mijn vriend Aeron sprak ooit de volgende clichématige woorden tegen mij: ‘Zorg dat je alles uit het leven haalt, maak je niet druk om simpele dingen, want voor je het weet lig je onder een bus en is dit grapje voorbij!’

Nu was hij dood. Niet door een bus, maar door een 45-kilometerwagentje dat niet eens op volle snelheid reed. Hij viel ongelukkig op zijn nek, waardoor zijn ‘grapje’ opslag voorbij was. Nog pijnlijker en beangstigender dan doodgaan was voor mij altijd op een gênante wijze doodgaan. Dat je bijvoorbeeld stikt in een marginaal kippenbotje tijdens een etentje met je schoonfamilie. En dat dan de laatste blik die je opvangt in deze wereld er een is van je verlepte schoonmoeder die je verbaasd aankijkt en denkt: He, hij stikt in een kippenbotje. Of dat je wordt overreden door een absurdistisch object. Bijvoorbeeld een draaiorgel die met zijn hypervrolijke geluiden over je nek heenrijdt, terwijl de beheerder van het ding nog vrolijk met zijn kleingeld zit te rammelen. Nee, dan liever doodgeschoten worden door een geavanceerd gevechtsvliegtuig waar een overheid flink geld voor heeft betaald. Of na een gevecht met vier gespierde mannen heldhaftig neervallen zoals in de gemiddelde Hollywood-actiefilm. Daar gaan de good-guys altijd leuker in dood dan de bad-guys. Toen Bastiaan ons in paniek vertelde dat Aeron was overreden door een oud vrouwtje in een 45-kilometerwagentje kwam er een ingehouden lachje uit onze mondhoeken.

Een maand na dit voorval was onze vriendengroep voor het eerst weer bijeengekomen. Er waren nog vijf over nadat Aeron het voor gezien hield. Roderick, Bastiaan, Noah, Jaap en ik. Na een fikse wandeling van twee uur stonden we op een grasveld. ‘Kijk,’ zei Bastiaan opgewekt. ‘Dit was wat ik jullie wilde laten zien.’ Hij wees naar een dun takje dat net boven het gras uitkwam. ‘Die heb ik geplant voor Aeron.’ Bastiaan was het optimistische type in onze vriendengroep.

‘Waarom?’ vroeg Jaap. ‘Als symbool voor leven in deze barre tijden.’ – ‘Wat heeft zo’n tak, of wat dat ook maar voor ding is, daarmee te maken? Wat een kutidee. Ik hoop dat alle natuur in de wereld verdwijnt. Pas na totale chaos kan er iets nieuws gecreëerd worden.’ Jaap was het pessimistische type. ‘Misschien is deze tak wel de reïncarnatie van Aeron,’ grapte ik. Noah en Bastiaan knikten. ‘Je herkent zijn gezicht ook een beetje in dat takje,’ zei ik. ‘Nu je het zegt,’ zei Noah.

Noah was het goedgelovige type, maar wat wilde je ook als je ouders je vernoemden naar een niet-bestaand figuur uit een sprookjesverhaal. Roderick had nog niets gezegd, maar trok pardoes de tak uit de grond. Roderick was het destructieve type. Dit zag er vermakelijk uit. Bastiaan begon te huilen als een kleine baby. Hij trachtte weg te rennen maar viel over een tak. De ironie. ‘Nou het was gezellig,’ zei ik.

Volle flesjes bier veranderden in een kort tijdsstek in lege flesjes. Na een tijdje lagen ze in scherven rondom de televisie. Hoeveel bierflesjes zijn er nodig om een televisie kapot te krijgen? vroeg ik me af terwijl de met botox-ingespoten blonde vrouw verder ging met haar ludieke show. Er was ook een kale man. Op zijn buik schoof hij door een soort geitenkaas. Het publiek had een universele lach op het gezicht die niet zou misstaan in een David Lynch-film. ‘Life doesn’t imitate art, it imitates bad television,’ zei Woody Allen ooit. Maar ik had geen zin om treffende citaten uit mijn brein te halen. Een vlaag van angst overmeesterde mijn lichaam; een drukkend gevoel alsof ik een druif was die fijngestampt werd door een groep kwaadaardige monniken. Maar dan wel een kwalitatief slechte druif voor een goedkoop B-merk wijn. Ik snakte naar lucht.

Het was 12 uur s’ avonds en de lichten van de lantaarnpalen toonden droevige gezichten. ‘Een stad zonder licht is geen stad, want zonder licht is er niets,’ zei ik tegen een willekeurige man die langsliep. ‘Is dat zo,’ vroeg de man. ‘Ja,’ zei ik stellig. ‘Allemaal leuk en aardig,’ zei de man. ‘Maar ik ben blind. Wijs mij licht aan en ik wijs je mijn ogen aan die het niet zien. Wat mis ik zoal?’ – ‘Je mist niet zoveel.’ – ‘Nee? Wat zou ik zien met ogen?’ – ‘Mensen die rondlopen, in haast ergens naartoe gaan, auto’s, reclameborden, stoplichten, kolossale gebouwen. Het maakt een mens angstig.’ – ‘O,’ zei die. ‘Nou ik ga weer, doei.’ – ‘Doei!’ . De blinde man bracht me op een idee. Met mijn ogen dicht liep ik over straat. Zo voelde het dus om dood te zijn, maar dan ook nog zonder geluid. Het drukkende gevoel verdween even.

‘AU, kijk uit klootzaak!!’ schreeuwde een vrouwenstem. Schijnbaar stootte ik mijn hoofd tegen het hare, maar door alcohol voelde ik niets. ‘Oeps, sorry,’ zei ik. ‘Maar ik heb mijn ogen dicht vandaar dat dit gebeurde. Heb je pijn?’- ‘KUT. Volgens mij bloed ik uit mijn neus! Kijk eens!’ zei ze paniekerig. ‘Nee, ik kan het niet zien, want ik heb mijn ogen dicht.’ – ‘Doe ze dan open, debiel!’ – ‘Nee!’ – ‘Ja!’ Ik deed ze open. Ze had inderdaad een bloedneus waar een bloedhond jaloers op zou zijn. Het werd even stil. ‘Vind jij ook niet dat zeehonden, ondanks hun haarloosheid, een hoge aaibaarheidsfactor hebben?’ zei ik om de ongemakkelijkheid te doorbreken. Zonder reactie te geven liep ze met bebloede neus weg. Het drukkende gevoel kwam weer terug; volgens mij hield mijn hart op met kloppen. Dat zou balen zijn. Waarom had die blinde man eigenlijk geen stok? Volgens mij was hij niet eens blind. Dit bloedneusleed kwam allemaal door hem. Dankzij deze situatie voelde ik dat er tranen over mijn wangen rolden.

Thuis nam ik de telefoon ter hand en belde mijn vriend Bastiaan, het optimistische type, op. ‘Hoi, de positieve Bastiaan hier!’ – ‘Je hoeft jezelf niet positieve Bastiaan te noemen, Bastiaan. Zo heeft je moeder je niet genoemd.’ – ‘Wat moet je?’ – ‘ Sinds het overlijden van Aeron ben ik in een existentiële crisis beland die onmetelijke proporties begint aan te nemen. Ik liep vandaag met mijn ogen dicht over straat. Wat geeft leven waarde met de wetenschap dat we doodgaan? Waarom ben jij altijd zo optimistisch?’ – ‘Omdat er geen reden is om negatief door het leven te gaan. Pluk de dag en geniet. Het leven na de dood is nog leuker dan dit leven!‘ – ‘Hoe weet jij dat?’ – ‘Dat voel ik in mijn hart.’ Zijn stem begon over te slaan van genot. ‘Lees eens een krant, Bastiaan, en voor je het weet lig je in de foetushouding te huilen. Aan jou heb ik niets. Doei.’ Wellicht kon Roderick, het destructieve type, mij helpen. Aan de andere kant van de lijn hoorde ik gekinkel. ‘Hallo, Roderick?’ – ‘Moi. Heb eigenlijk geen tijd. Ben een telefooncel aan het kapotslaan met mijn nieuwe hamer.’ – ‘Ah, wist niet dat die tegenwoordig nog bestonden.’ – ‘Ik ook niet. Voel me als een kind in een snoepwinkel.’- ‘Maar goed. Weet jij hoe ik van mijn doodsangsten afkom?’ – ‘Je mag mijn hamer wel lenen. Sla je met de achterkant daarvan je voorhoofd in, dan heb je wel andere dingen aan je hoofd dan doodsangst.’ – ‘Leuk, die dubbelzinnigheid.’ – ‘Wat?’ – ‘Nee, niks. Doei.’

Normaal zou drie keer scheepsrecht zijn maar met Jaap, het pessimistische type, wist je het nooit. Die kreeg zelfs een positiviteitsgoeroe aan de antidepressiva. Ik kreeg zijn voicemail: ‘Hoi met Jaap. Als je dit hoort dan ben ik er niet. Waarschijnlijk ben ik dood en zo niet dan ben ik op een plek zonder telefoon mijn leven aan het vervloeken. Ook jij beller moet niet denken dat je pathetische bestaan iets voorstelt. Alles in het bestaan is slechts een veredelde vorm van bezigheidstherapie en alles wat wij doen is middelen bedenken om de verveling en de leegheid van het bestaan tegen te gaan. Zelfs bellen naar mij toe is een wanhopige poging tot menselijk contact om dit tamelijke simpele maar deprimerende concept even te vergeten. Spreek een bericht in naar de piep. Doei.’ Dit kwam te veel overeen met mijn gedachtegang; ik zocht geen bevestiging maar verlossing. Bovendien moest het ‘na’ de piep zijn en niet ‘naar’. Ik had alleen Noah nog, het goedgelovige type, om mij te verlossen. ‘Help mij,’ smeekte ik aan de telefoon. ‘ – ‘Ga 18 uur achter elkaar porno kijken,’ raadde Noah mij aan. ‘En dan?’ vroeg ik. ‘Dan heb je de drang om iets goeds te doen voor de mensheid en word je vrolijker. Een vriend vertelde mij eens een anekdote over een depressieve man die achttien uur achter elkaar porno keek en daarna een zeehondencrèche was begonnen. Nu fluit hij door het leven.’ – ‘Hmm, ik weet niet of er een causale relatie tussen die twee dingen ligt, Noah. Misschien was hij al van plan een zeehondencrèche op te richten voordat hij achttien uur achter elkaar porno keek.’ Stilte aan de andere kant van de lijn. ‘Stop met pesten,’ zei Noah en daarna hoorde ik: biep, biep, biep.

Wat boeit het eigenlijk ook, dacht ik. Na deze dialogen keek ik in de spiegel en zag een glimlach op mijn gezicht. He, wat gek, dacht ik. Mijn benen bewogen sneller dan ooit. Een drang om te huppelen kon ik maar moeilijk temperen. Ik keek naar de wekkerradio en zag er niet meer een treiterapparaat in, maar een ding waar cijfers opstonden die voor gemak dienden. Ik keek naar de muur en zag er geen bescherming in, maar een belemmering van mijn ambities. Ik keek naar een stoel en vond het ineens een grappig ding; zo met vier poten enzo. Ook een stopcontact met twee van die dingen maakte mij aan het lachen. Ik pakte een bord spaghetti; die sliertjes waren om te gieren. Aeron kon hier niet meer van genieten.

Einde!

Categorieën: Algemeen

8 reacties

Meralixe · 22 december 2015 op 17:30

Hm, Aeron is ook een Bijbels figuur hoor, Bijbels met een hoofdletter.
Niet te tellen waar er hier overal een hoek af is. Er zal wel geen thema in ’t verhaal zitten zeker? Zo ja, vertel het ons AUB.

Esther Suzanna · 22 december 2015 op 18:52

Wat is het toch moeilijk soms om te omschrijven waarom je iets mooi of leuk vindt… daarom werd mij ook aangeraden om niet de Rietveld af te maken. Vaak heb ik geen idee waarom ik iets mooi vind. Ik vind dat gewoon. Dus.

    Mien · 22 december 2015 op 18:59

    Jammer dat je de Rietveld niet hebt afgemaakt. Ik de kunstacademie ook niet. Het enige waar ik misschien ooit spijt van ga krijgen. Welcome to absurdism. Mocht het bestaan.

Mien · 22 december 2015 op 18:56

Met open mond (ja, van verbazing) gelezen. Wat een prachtig kerstverhaal. Met diepgang voor zij die het willen zien.
Graag de volgende keer de stukjes monoloog in de dialoog op een nieuwe regel beginnen.
“Waarom?”
“Het leest makkelijker”.
“Moet ik het de lezer dan makkelijker maken?”
“Is wel wenselijk, ja?”
“Oké!,
Zoiets.
Einde.
Tevens een nieuw begin.

troubadour · 22 december 2015 op 20:34

Kijk nou eens hoe die Mien met jou levelt.
Column van de maand december 2015 t/m maart 2016!

    Mien · 22 december 2015 op 22:11

    Gaan we weer pesten, troubadour. Ik had toch wel wat meer nuance verwacht van een 70 jarige. Maar je reageert als een klein kind. De overtreffende trap van vilein.

Mosje · 22 december 2015 op 21:42

Met plezier gelezen

Mosje · 22 december 2015 op 21:47

En over gênant sterven gesproken. Als kind dacht ik dat toiletten in vliegtuigen net zo werkten als in treinen. Je trapt op een pedaal, en hup…. Als ik een wit spoor aan de blauwe hemel zag, hield ik altijd even stil onder een boom.
Volkomen belachelijk natuurlijk, maar goed, ik leef nog!!

Geef een reactie

Avatar plaatshouder