Het is avond, aardedonker, een smal zandpad aan de rand van het dorp wordt vaag verlicht door de wassende maan die nog niet eens het eerste kwartier heeft volbracht. Aan de hemel staan tientallen sterren die gaandeweg vervagen door de mist die snel op komt zetten tussen de bomen van het woud dat het dorp omgeeft. Het is stil, geen enkel geluid verstoort de serene stilte die neergedaald is over de poesta. Het pad is slecht onderhouden, en voorzichtig schuifelen we over het karrenspoor verder, tussen de bomen door, langs verwilderde velden, de duisternis in. Iemand in het gezelschap is zo slim om zijn mobiele telefoon te gebruiken als zaklantaarn, en in het zwakke gekleurde licht van de lcd-display zoeken we ons een weg. Hoewel iedereen elkaar opmerkzaam maakt op obstakels op het pad, oneffenheden en gaten in de weg, hoor je toch regelmatig iemand struikelen, wankelen of ergens tegenop botsen.

Door de bochtige weg is het uitzicht beperkt dat door duisternis en nevel alleen maar meer verhuld wordt. Na de zoveelste bocht kleurt het eind van het gezichtsveld opeens rood, een rode waas steekt zich af tussen de bomen, een rode nevel golft tussen de bomen door. Nog een bocht en we zijn op onze bestemming.

We staan aan de voet van een heuvel, een lange betonnen trap met treden van ongelijke lengte strekt zich voor ons uit de heuvel op. Aan weerszijden van de trap staan graven, met glimmende gepolijste granieten grafstenen in een grote verscheidenheid van kleuren. Elke steen is keurig schoon gepoetst, elk perkje keurig geschoffeld, ontdaan van onkruid, voorzien van gloednieuwe kunstbloemen. Op elk graf staan tientallen windlichtjes in verschillende kleuren. Rood, amber, geel, wit, gouden windkapjes er bovenop, kruisbeeldjes, mariafiguren of bloemetjes als een ornamentje op het glas geplakt. Een zee van kaarsenvlammetjes die de grafstenen en de mistflarden vaag verlichten in een rode gloed, golft voor ons uit.

Een gemend gevoel maakt zich van de groep meester. Bewondering voor de schoonheid van de zee van gekleurde lichtjes. Ongemak van het aanwezig zijn op een begraafplaats in de duisternis. Ingetogen respect voor de doden die hier hun laatste rustplaats hebben gevonden. Extase voor de schone pracht die het lichtspel ons biedt. Een angstaanjagend gevoel van het besef hoe beperkt, eindig het leven is. Daarnaast een gevoel van “de glurende toerist”, we hebben zelf geen dierbaren op deze grafheuvel, maar toch maakt de herinnering aan verloren dierbaren zich ook van ons meester.

Het is “Allerheiligen”, en op die dag wordt de begraafplaats voorzien van kaarsjes, de graven opgepoetst, en voorzien van nieuwe verse kunststof bloemen. De toewijding en zorg die de levenden hier hebben gestoken in de overleden dierbaren is ontzagwekkend. Elk graf is voorzien van zoveel liefdevolle aandacht, zoveel werk is gestoken in het verzorgen van dit eindpunt van het leven van geliefden. De groep hult zich in stilte terwijl we langzaam de lange trap op lopen naar het centrum van de begraafplaats. Op het hoogste punt van deze grafheuvel staat een groot kruis met daarop Jezus. Hij is ook een overleden dierbare, op het voetstuk van het kruis staan tientallen windlichtjes en waxinelichtje-kaarsjes.

Vanaf dit centrale punt overziet de groep de zee van lichtjes, de weerspiegeling van de grafstenen, sommige graven zijn gehuld in een rode gloed, andere in een gele gloed. Sommige graven zijn bedolven onder de lichtjes, andere hebben slechts 1 of 2 kaarsjes. De leider van de groep die goed de weg weet op de begraafplaats wijst op een klein pad dat heuvelafwaarts loopt. Een pad dat nog onbegaanbaarder is dat we tot nu toe gevolgd hebben.

Nu komen we op een donker gedeelte van de begraafplaats. Slechts sporadisch staat er 1 windlichtje. Geen grote kleurige windlichtjes, maar sobere waxinelichtjes, slechts 1 per tientallen meters. In het vage licht, ondersteund door het licht van de mobiele telefoons onderscheiden we heuveltjes, sobere graven. Slechts herkenbaar aan de verhoging van de grond. Aan het hoofd van elk graf een sober houten kruis, een paar kruizen met een naam er op, de meesten alleen een datum of een nummer.

Hier liggen de zigeuners, de armste bevolkingsgroep van Hongarije. Geen mooie grafstenen, geen mooie kunstbloemen, geen kaarsjes. Daar is geen geld voor. Geld is voor de levenden, geld is om van te leven. En daar is zelfs niet altijd genoeg van, geld om van te eten is er vaak niet, laat staan dat er geld is om van te wonen. Geld om de doden te eren? Dat is er niet. Ik denk dat de kaarsjes voor de overleden zigeuners branden in het hart van de nabestaanden. Toch is dit deel van de begraafplaats het deel dat het meeste indruk op me heeft gemaakt.

Categorieën: Algemeen

Bhakje

Ik ben 52 jaar, levensbewandelaar, al jaren afgekeurd, en woon in Hongarije. Ik ben soms cynisch, soms sarcastisch, soms ook wel lief. Wat ik vandaag in mijn column goed vind, vind ik morgen in mijn column misschien niet goed, waar ik gisteren voor was, ben ik vandaag nog niet zo zeker over. Ik schrijf om tot nadenken te stemmen, om een lach uit te lokken of om een discussie te starten. Maar vooral schrijf ik voor mezelf, en niet voor anderen. Ik heb geen goedkeuring of afkeuring nodig, maar waardeer feedback enorm omdat ik daar wat mee kan. Boven alles ben ik Bhakti, al noemen mijn vrienden mij: Bhakje. In het dagelijkse leven zijn mijn vrouw en ik bezig met het opzetten van een zelfvoorzienende boerderij (Hutopia) in Hongarije. Wie eens rond kijken wil mag onze website bezoeken.

12 reacties

Prlwytskovsky · 5 november 2011 op 18:54

Heerlijk leesvoer. Dergelijk onderwerp maakt altijd indruk op mij.
Morgen nog eens lezen.

Welkom op CX.

Libelle · 5 november 2011 op 22:47

Welkom, de tweede alinea vind ik een vreemde eend in de bijt.
Ik hoop dat jullie nog gezamenlijk “gulyásleves” hebben genoten, dan is de beroemde Hongaarse driehoek rond.

Boukje · 5 november 2011 op 22:52

Ha dorpsgenoot.
Je bent nog een beetje aan het goochelen met punten en komma’s denk ik.
Soms mis ik er hier en daar een, dan weer vliegen ze me om de oren. Verder vindt ik het een mooi stukje.

Welkom hier :pint:

Meralixe · 6 november 2011 op 06:50

Welkom op column x.

Oefening baart kunst.
Grondig herlezen en foutjes wegwerken is een belangrijk onderdeel van het schrijven.
Voorbeeld:

“We staan aan de voet van een heuvel, een lange betonnen trap met treden van ongelijke lengte strekt zich voor ons uit de heuvel op.”

Twee keer “heuvel” in dezelfde zin.

Even er voor, drie keer bocht in dezelfde alinea.
Verder, “een zee van lichtjes”….
Maar…..uiteraard, een :pint:

sylvia1 · 6 november 2011 op 09:22

Welkom! Naast een Hongaars Boukje nu ook een Hongaars Bhakje op CX 😀
Leuk debuut.

Marja · 6 november 2011 op 11:07

Indrukwekkende column.

Ferrara · 6 november 2011 op 13:57

Sylvia schrijft wat ik dacht, Bhakje en Boukje ligt dicht bij elkaar.
Indrukwekkend debuut qua onderwerp. Over de slordigheidjes is al gesproken. Succes hier!

Mien · 7 november 2011 op 07:35

Mooi debuut. Welkom @ CX.

Mien

Bhakje · 7 november 2011 op 13:33

Zou je me kunnen uitleggen wat de 2e alinea een “vreemde eend in de bijt” maakt? Ik merk aan de commentaren dat er nog veel verbetering mogelijk is, en ik probeer deze “bug” te vatten.

Gulyasleves is overigens een tautologie, in Hongarije is Gulyas altijd Leves (=soep) :lach:

Bhakje · 7 november 2011 op 13:41

Iedereen heel hartelijk bedankt voor het warme welkom, en de waardevolle commentaren. Ik hoop in de toekomst vooruitgang te laten zien in zowel technisch als inhoudelijk opzicht.
:pint:

Libelle · 7 november 2011 op 20:05

Aha, hier val ik misschien in mijn eigen zwaard.
Je verteld een tijdloos en sfeervol verhaal, en dan spiegel je opeens een paar mensen voor, die op hun knieën, naar mijn beleving, met hun telefoon het pad trachten te traceren. Opeens hoor ik dan piepjes en ringtones en zie ik mensen die lopend sms’sen, foto’s maken, internetten en hun banksaldo opvragen. Weg sfeer, weg concentratie, weg verrukkelijke tijdloosheid in een Anton Pieck decor.
(Ik heb geen draadloos spul, vandaar)

Bhakje · 9 november 2011 op 16:43

Ik heb even over deze opmerking na moeten denken. Maar ik ben het wel met dit commentaar eens. Het mag vreemd klinken uit de “mond” van een IT’er, maar ik ben absoluut geen voorstander van de bulk-communicatie waar iedereen tegenwoordig over beschikt. Op mijn eigen blog heb ik daarover in het verleden een anti-telefoon verhaal geschreven.

Het liefst had ik geschreven over het pad dat verlicht werd door olielampjes, maar helaas waren het nou eenmaal GSM’s. Een keuze tussen de waarheid en persoonlijke voorkeur.

Ik zal de volgende keer olielamjes klaarzetten en de mensen uit de groep vragen de GSM uit te zetten 😆

Geef een reactie

Avatar plaatshouder