Ierland 1951. Gekleed in een matrozenpakje met in mijn tas een gevulde broodtrommel fiets ik met tegenzin naar school. Door mijn klasgenoten word ik argwanend bekeken. Van dat Hollandse knaapje met die rare kleding moeten ze niks hebben. Jongens dragen allemaal dezelfde outfit. Smoezelige broek tot net boven de knieën, sokken tot net onder de knieën, versleten overhemd, slip-over. Kortom, ‘mode’ uit de crisisjaren.

Als ik tussen de middag mijn trommeltje openmaak kijkt iedereen met grote ogen naar de inhoud. Broodje ham, een reep chocola, gekookt eitje, het kan niet op. Tussen de middag krijgt iedere leerling een krentenbol en een kroes chocoladewater. Het broodje is bikkelhard en kan alleen naar binnen worden gewerkt als hij in het lauwe chocoladewater wordt gesopt. Mijn boterhammen deel ik met een paar klasgenoten. Met suiker die ik van huis heb meegenomen proberen we de nepchoco nog wat smaak te geven. Vriendjes maken gaat opeens een stuk makkelijker.

Om mijn reputatie meer fundament te geven, besluit ik om met geld uit moeders portemonnee snoepgoed te kopen. En weer stijgt mijn populariteit met sprongen. Na verloop van tijd krijgt moeder mijn ‘leengedrag’ in de gaten. Ze zet een valletje op en ik loop tegen de lamp. In plaats van mij een draai om mijn oren te geven, begint moeder te huilen. Háár zoon … een dief! Omdat ik medelijden heb met haar verdriet, ga ik spontaan meehuilen. Op dat moment besluit ik de rest van mijn leven eerlijk te zijn en nóóit meer te stelen.

Op school zijn twee vakken belangrijk. Het woord van God en de oorspronkelijke taal van de Kelten. Beiden zijn heilig. De catechismus moet in het Gaelic worden geciteerd. Als je dit niet kunt, krijg je 10 slagen met een rietje op de toppen van je vingers. Op een dag wordt ons verteld dat we binnenkort moeten biechten. Een priester luistert naar de zonden die je hebt begaan en als je spijt betuigt krijg je kwijtschelding. Voor een achtjarige, die amper onderscheid kan maken tussen goed en kwaad, is het ritueel volkomen onbegrijpelijk. Maar er is geen keus. Biechten is verplicht.

In de kerk staat de biechtstoel in een donker gedeelte, vlak naast een glazen vitrine waar het verbrande hoofd van een martelaar als relikwie wordt bewaard. De combinatie van kaarslicht, wierrook en het zwarte hoofd bezorgen mij kippenvel. Een van mijn klasgenootjes komt met een strak gezicht uit de biechtstoel. Nu ben ik aan de beurt! Met vochtige handen trek ik het gordijn achter me dicht. Stilte en duisternis doen hun werk. Spontaan begin ik met mijn bekentenis over moeders portemonnee en vraag of ik mijn gebeden in het Nederlands mag doen. Dit omdat ik ze in het Gaelic nog niet goed beheers. Het blijft doodstil! Hieruit maak ik op dat de priester nu rechtstreeks in contact staat met God om te overleggen of er nog een plaatsje vrij is in de hel. Plotseling gaat er een luikje open en hoor ik een stem vragen of ik iets te biechten heb. Ik schrik me rot. Het verhaal van de portemonnee raffel ik nogmaals af en verlaat na een snel gebedje als een speer de kerk.

Meer dan 60 jaar later sta ik weer in dezelfde kerk. Ik wil mijn dochters laten zien waar ik als kind een traumatische ervaring heb beleefd. Het hoofd van de martelaar en de biechtstoel zijn er nog steeds. Het ziet er allemaal minder eng uit dan vroeger en kan niet nalaten om even door een kiertje van het gordijn naar binnen te gluren. Heel even speel ik met de gedachte om ‘per ongeluk’ een brandende kaars in de biechtstoel te laten vallen. Maar een blik op het geblakerde hoofd van de martelaar doet me van gedachten veranderen.

 

Categorieën: Algemeen

Snarf

Tijdens koken zijn kruiden en specerijen mijn smaakmakers. Bij het schrijven: humor, zelfspot en ironie. Voor beiden geldt dat het soms lukt ... soms niet.

4 reacties

Yfs · 26 maart 2016 op 11:40

Je hebt een mooie sfeer neer weten te zetten waarbij het beeld van een soort Dik Trom in het buitenland bij me naar boven kwam.

Leuk detail het chocoladewater.
Het tegen de lamp lopen bij je moeder en haar verdriet had je wat mij betreft nog iets gedetailleerder uit mogen diepen om het onderwerp van deze column meer kracht bij te zetten.

“De biecht” had denk ik een iets sterkere titel geweest.

Hoewel ik vind dat het een beetje ‘mat’ is geschreven heb ik het toch met plezier gelezen! 🙂

Mien · 26 maart 2016 op 16:00

Alsof ik heel even heb mogen meelezen met het dagboek van een herdershond. Smeuïg, maar er wordt teveel niet gezegd.

pally · 28 maart 2016 op 15:52

Het is mooi. Jammer dat je je gevoel een beetje te veel achterhoudt voor de lezer. Net iets meer daarvan had het
(nog) mooier gemaakt. Maar absoluut de moeite waard om te lezen.

arta · 28 maart 2016 op 22:16

Zeker mooi.

Ben het wel eens met Pally dat je jezelf meer mag laten zien in dit stuk.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder