Er was eens een man die graag Prins wilde worden. Hij ging naar een toverfee en vroeg haar om raad. ‘Ik zal je helpen’ zei de toverfee. Zoals dat bij elke toverfee gaat als ze iets voor je moet toveren, stelde de toverfee een aantal voorwaarden.
‘Je krijgt van mij twee heel grote oren en…………je mag niets onder de pet houden’. Dat vond de man goed. De man, Pieter genaamd, knoopte die voorwaarden goed in zijn grote oren en trok het land in. ‘Ik zal een prinses vinden en ik mag niets onder de pet houden’, schreef hij als een jurist in zijn eigen wetboekje.

Het duurde niet lang of Pieter, die ook een begenadigd pianospeler was, wist een prinses in zijn liefdesnet te strikken. Zij trouwden en kregen veel gezonde kinderen met gewone oren. Maar, de Heren van de regering wilden van Pieter helemaal geen Prins maken. Daar hadden zijn geen oren naar en dat was heel gemeen. Lintjes knippen dat mocht hij wel.

Het volk vond het maar een rare snijboon, die Pieter; een beetje eigenwijs. En…… als hij daar op het bordes stond te zwaaien, dan hield hij inderdaad niets onder de pet. Zo werd hij door het volk naar het konijn van Youp van ’t Hek vernoemd. Hij kreeg de bijnaam ‘Flappie’.

Maar in tegenstelling tot Youp’s konijn, liet Flappie zijn oren nooit hangen! Pieter, ‘de Markies van Schiedam’(zijn vader had een markiezenfabriek) wilde zich graag wat nuttiger maken voor de maatschappij. Hij bezocht opnieuw de fee.
Op een goede dag ging de fee naar minister Tjerk Westerterp en sprak ‘maak Flappie voorzitter van de Raad voor de Verkeersveiligheid, anders zal ik jou een oor aannaaien.’

Zo werd Flappie voorzitter van de Raad en pakte zijn taak met meer voortvarendheid aan dan iedereen had durven hopen, of misschien wel vrezen. De nepmarkies ontpopte zich tot een rechtschapen onderzoeker, vastberaden en overvol ijver. Overeenkomstig de instructies van de fee, hield hij nog steeds niets onder de pet.

Dat viel niet in goede aarde bij alle stoute mannetjes die hun duistere zaakjes liever wél onder de pet wilden houden. Die stoute mannetjes werd flink de oren gewassen door Flappie. Door zijn scherpe analyses en kritische opmerkingen over de gang van zaken bij de Schipholbrand, groeide Flappie uit tot een Koninklijke luis is de pels van de regering.

Stap voor stap won hij de sympathie van het volk. Ook de schrijver van dit sprookje ontwikkelde een warme sympathie en bewondering voor Flappie, de overijverige vijand van iedereen die wél iets onder de pet wilde houden.

Groot is dan ook mijn verdriet, dat Flappie vandaag opnieuw onrecht is aangedaan. Door zijn belangstelling en medeleven voor het schandalig lot van de klokkenluiders in Nederland (mensen die allerlei rottigheid onder de pet vandaan halen en aan het volk tonen), is hem verzocht op te krassen. Hij mag de klok horen, maar de klepel niet zoeken. De Koninklijke luis komt te dicht bij de schaamdelen van de politiek, maar ik zeg jullie: Hij komt er toch wel mee voor de draad, onze bijna-prins; vroeger of later. Hij houdt niets onder de pet.

Moge onze Flappie de Kerst nog heel, heel, heel lang zal overleven.


5 reacties

SIMBA · 14 juli 2008 op 08:53

Wat een leuk stuk! En wat heb je veel gezegdes/uitdrukkingen met oren gevonden!!! 😀
Ik heb er wel oren naar, naar dit soort stukjes.

adriaantje · 15 juli 2008 op 12:03

Je hebt dit gegeven op een hele leuke en goeie manier vormgegeven met leuke woordspelingen!!

pally · 15 juli 2008 op 12:23

Grappig stuk met er vlak onder de wrangigheid, Schoevers.
Mooi gedaan!

groet van Pally

KawaSutra · 16 juli 2008 op 00:04

Helemaal goed Schoevers, helemaal gelijk ook. Knap gedaan!

arta · 16 juli 2008 op 20:10

Lekker stuk , Schoevers!
Arme, arme Flappie!
🙂

Geef een reactie

Avatar plaatshouder