Het is een klein kastje, rond aan de achterkant, met alleen aan- of uitknop. Het leek op een computerspelletje, maar ik kon niet achterhalen wat het doel van het spel was. Laat staan hoe ik moest winnen.
“Nu weten we waar we heen moeten”, hoorde ik van de achterbank komen. “Waar moeten we heen dan?” Blijkbaar vond ze dat het een verplicht nummertje. Ik wilde er zijn en was er hoe dan ook geweest. Was het niet met deze auto, dan wel met een andere of met de trein. Ik moest er niet zijn, ik wilde er zijn.
“Dat zegt dat ding. Dan moet je eerst intoetsen waar we heen wil en dan vertelt hij waar we langs moeten.” Het begint erop te lijken, maar er zijn vele wegen die naar Rome leiden, we moeten niet één weg nemen. Welke weg willen we nemen, laten we dat ons eens afvragen.
“Rome staat er niet in”, zei ik terwijl ik mijn vingers over het scherm van het kastje liet glijden.
“Nee, klopt. Deze kaart heeft alleen Nederland, voor Europa moet er een andere in, maar die heb ik niet bij me.”
“Ok, dus Kenia staat er ook niet in?” Ze begreep de retoriek niet en antwoordde kort en ontkennend. Ik denk dat zij zo iemand is die andere mensen nodig heeft om te vertellen wat ze wil, net zoals alle andere mensen die ook een TomTom hebben. Blijkbaar hebben mensen hulpmiddelen nodig om hen te vertellen wat ze willen.
“Hij kan wel een MacDonalds vinden.”

Sinds zaterdag ben ik in het bezit van een nieuwe telefoon. Die had ik niet nodig. Het is net zulke dure troep als een TomTom. Dingen kunnen steeds meer en wij steeds minder. Men kan nu geen kaart meer lezen, want in de TomTom zit een kaartlezer. Wel ontwikkeling, geen vooruitgang. Sommige telefoons kunnen wat het navigatiesysteem ook kan, de mijne gelukkig niet. Ik moet zelf uitzoeken waar ik heen wil. Wat hij dan wel kan, is tellen hoeveel stappen die reis geduurd heeft. Je hebt er geen reet aan, behalve dan als je even niet weet wat je moet zeggen tussen een slok cola en een hap van je hamburger.

Dankzij Tom waren we in de parkeergarage aanbeland. Zij was blij dat we hem bij ons hadden. Ik was niet minder blij geweest als hij niet mee was. Vanavond ging het om degene die we opzochten, niet wie er mee was. Het zou de laatste keer zijn dat ik hem de hand kon schudden, voordat hij zou vertrekken.
Daar aangekomen schudde ik hem niet de hand, dat is voor zakenmannetjes die moeten golfen. Vrienden omhelzen elkaar en slaan handen ineen, vier gevouwen handen. Ik weet nog steeds niet wat ik had kunnen zeggen. Hij misschien ook niet. “Jou ga ik nog het meeste missen”, is het enige dat hij zei.

Ik schrok van mijzelf. Hoe kon ik het hier nu moeilijk mee hebben? Jaren lang zag ik hem steeds minder, wat dat betreft zal Afrika niet veel verschillen van Den Bosch. Waarom wilde ik dan frisse lucht? In de auto zaten ook mensen die vriend heten, maar als je er één achter laat, voelt het alsof ze allemaal bij je vandaan gaan.
“Ik ga vast naar de auto”, en zonder te wachten liep ik door. Alleen.

Ik wil niet gemist worden, want ik kan het gemis niet wederkeren. In ieder geval niet in dezelfde mate en dat raakte me. “Het is helemaal geen negatieve emotie”, riep ik naar de auto’s om mij heen. Zij zwijgen, alleen het beton antwoordde met geruststellende woorden. [i]…geen negatieve emotie…tie..tie…[/i] Tranen zijn zout, maar hebben een zeer zoete afdronk.

Tijdens de terugreis werd gesproken over concrete zaken. Naar Nairobi schijnt het acht uur vliegen te zijn. Maar voor mij doet dat er niet toe. Wellicht zou ik erachter kunnen komen, hoeveel stappen dezelfde reis waard is. Maar dat doet er niet toe. Ik luisterde niet naar de gesprekken, maar herhaalde zijn woorden in mijn hoofd. Elke keer dat ik het hem weer hoorde zeggen, smaakte het iets minder zout. Toen ik alleen nog maar het zoete proefde, keerde ik vanuit mijn eenzaamheid terug in het gezelschap.
Haar hoofd had ze in mijn schoot gelegd. Het deed haar niets wat Tom wilde dat zij zou moeten, zij wilde slapen. Hij keek geconcentreerd naar de strepen op de weg. En een hand op mijn knie vertelde dat vrienden wel kunnen vertrekken, maar ze je daarmee niet verlaten.
“Gaat het?”, vroeg ze toen ze zag dat mijn ogen weer open waren. Mijn hand legde ik op de hare en kneep terug.
“Ja, het gaat goed. Mag de radio wat harder?”
Mijn ogen sloot ik weer. Andres Trentemøller bracht me verder naar huis.

We hebben veel meegemaakt. Al lijkt het wel zo, minder gaan we niet meemaken, alleen los van elkaar. Zaterdag zei ik niets, maar ik ga jou ook missen. De muur, waaraan onze kalender is komen te hangen, spreekt: [i]…geen negatieve emotie…[/i]
Zondag trof ik in Groningen meer vriendschap, Pete Philly én Perquisite. Je hoeft niet te per definitie te reizen om ergens te komen, 14.637 stappen, maar als jouw vliegtuig opstijgt, trek ik een pils open, uitkijkend naar een zeker weerzien.

[i]Cor Jan van Zwol[/i]


5 reacties

lagarto · 5 november 2007 op 07:28

Een héle mooie column op het verkeerde moment denk ik. Veelstuweinig lezers afgelopen weekend. Jammer……..weet je wat…stuur hem gewoon nog een keer in, bijna niemand die dat zou merken.
Groeten Lagarto

arta · 5 november 2007 op 07:58

Dit vind ik écht een prachtige column!
🙂

SIMBA · 5 november 2007 op 08:28

Ik vind hem ook op maandagochtend mooi hoor 😀 [quote]Sinds zaterdag ben ik in het bezit van een nieuwe telefoon. Die had ik niet nodig. [/quote]
Waarom heb je hem dan?

CJvZ · 5 november 2007 op 13:13

Een hele mooie vraag Simba. En ik heb er geen antwoord op. Jij wel? Ik heb het benoemt omdat wij mensen blijkbaar zo werken, ik iig wel. Het is een enorme paradox. Misschien mooi om een volgende column aan te wijden.

Ja, jammer dat deze minder gelezen wordt. Misschien wordt hij wel opgepikt door de redactie en hoef ik hem niet zelf nog eens te publiceren. Ben iig al blij met jullie reacties

lisa-marie · 5 november 2007 op 16:18

Ik las nog even bij en zag deze column staan.
En ik ben blij dat ik het gelezen heb want het is een prachtige goed geschreven column die ik met veel plezier heb gelezen.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder