Beste,

Graag wil ik je een verhaal vertellen. Over een bezoek dat ik jaren geleden met mijn broer en een vriend van hem bracht aan een klooster in de Belgische Ardennen. Broeder Martinus, een kennis van mijn broer, had ons uitgenodigd.

Op een herfstachtige dag arriveerden wij bij het klooster en werden we door broeder Portier binnengelaten. Hij bracht ons door hoge lange gangen naar een ontvangstruimte waar we werden opgewacht door onze gastheer voor de komende tijd. Broeder Martinus verwelkomde ons met aanstekelijk enthousiasme en leidde ons naar het gastenverblijf waar we ons konden opfrissen.

Na het gezamenlijke avondeten woonden we een mis bij in de abdijkerk. De Latijnse gezangen riepen de sfeer op van vervlogen tijden. Het “Pater noster, Qui es in caelis”, klonk zoals het hoort te klinken; bevlogen, bezield en verheven. Een serene rust nam bezit van mij, een gevoel dat ik al sinds enige tijd niet meer als zodanig had ervaren. Tijdens de communie werden we geacht om in een kring rond het altaar te komen staan, waar vader Abt ons de hostie uitreikte. Dat alles onder het toeziend oog van enkele Heiligen die vanaf hun sokkels devoot op ons neerkeken. Na de mis bracht Martinus ons naar onze slaapkamers maar eerst moesten we meekomen naar zijn eigen vertrek.

Hij begon te vertellen over zijn leven en hoe hij tot zijn roeping was gekomen. Hoe hij als “jong menneke” met de verkenners op kamp ging en met zijn groep een bezoek bracht aan het klooster. Een van de monniken daar sprak hem aan en zei: “Jou zie ik hier nog wel eens terugkomen.” Jaren later, hij had inmiddels verkering gekregen met een meisje, bleef deze opmerking hem steeds maar achtervolgen. Hij verbrak de relatie en trad in als kloosterling. Martinus gaf zich over aan het strakke kloosterregime. Een dagelijks vast programma dat bestond uit acht uur werken, acht uur bidden en acht uur slapen. Enkele jaren na zijn inwijding kwamen de twijfels en kreeg hij een burn out. Vader Abt adviseerde hem om terug te keren in de maatschappij zodat hij voor zichzelf kon onderzoeken of deze roeping voor hem nog wel de juiste was. Na enkele maanden wist hij genoeg, maakte zijn definitieve keuze en keerde terug naar het klooster.

Hij pauzeerde even. “Ik vergeet bijna om mijn gebeden op te zeggen” zei hij giechelend en knielde neer naast zijn bed. Stak zijn arm onder het ledikant en haalde een kratje Trappistenbier tevoorschijn. “Mag eigenlijk niet”, fluisterde hij ons samenzweerderig toe. Het kratje had hij daar alvast verstopt in afwachting van onze komst. We maakten het hele voorraadje soldaat tot de laatste druppel en zochten daarna lichtelijk schommelend ons bed op.

De volgende dag ontbeten we in de refter met de overige bewoners. Daarna liet Martinus liet ons de rest van het klooster en de bijgebouwen zien. Zoals de leegstaande oude koeienstal en werkplaats. Landbouw en veeteelt waren lange tijd de belangrijkste bron van inkomsten voor de monniken geweest maar inmiddels had de brouwerij die rol overgenomen. Bij de middaglunch kregen we dan ook een stevig glas tafelbier geserveerd.

Op het eind van de dag liepen we door de met prachtige herfstkleuren getooide kloostertuin. “Deze tuin is aangelegd door een monnik die hiermee een replica van het Aards Paradijs heeft willen creëren” sprak hij plechtig. “Ongekend”, zei mijn boer “maar toch mis ik Eva”. Martinus lachte, maar de magie van het moment was daarmee wel een beetje verdwenen. Het was tijd om te gaan. In de kloosterwinkel kochten we enkele kratjes Trappistenbier voor onszelf en het thuisfront. We pakten onze spullen in de auto, namen afscheid van Martinus en reden in een rustig tempo terug naar huis.

Roeping gemist? Denk het niet. Maar als ik een rustpuntje zoek, zie ik mezelf nog wel eens in die abdijkerk zitten. Ga je mee?

Pater noster, Qui es in caelis, Sanctificetur nomen tuum. Adveniat regnum tuum. Fiat Voluntas tua, sicut in caelo et in terra. Panem nostrum quotidianum da nobis hodie, Et dimitte nobis debita nostra, Sicut et nos dimittimus debitoribus nostris. Et ne nos inducas in tentationem: Sed libera nos a malo. Quia tuum est regnum, Et potestas, Et gloria in saecula. Amen.

Onze Vader Die in de Hemel zijt, Uw Naam worde geheiligd; Uw Rijk kome; Uw wil geschiede op aarde zoals in de Hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven en leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwade. Want van U is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid in eeuwigheid. Amen.

Categorieën: Algemeen

G.van Stipdonk

Gerard van Stipdonk. Mijn motto: Wie schrijft die blijft.

9 reacties

Mien · 24 juni 2014 op 08:51

Als je hier van houdt moet je ook eens naar [b][url=http://youtu.be/srldL6r6nTE]deze film[/url][/b] kijken.
Ze bestaan nog. Rustige plekken in een westerse wereld.
Ik vind de column goed geschreven.
Het deed me denken aan een verblijf in [b][url=http://www.priorij-corsendonk.be]Priorij Corsendonk[/url][/b], bij Turnhout.
Maar dan zonder gebed.
P.s. Het bier wordt er overigens niet gebrouwen.

Meralixe · 24 juni 2014 op 08:59

Voel ik hier, naar aanleiding van mijn schrijverij, een zachte kritiek op het ‘geloven’ in het algemeen en het Rooms Katholieke in het bijzonder?
Het “Onze Vader” er tweetalig bij sleuren was niet nodig hoor. Daardoor krijgt uw column, als we het dan toch nog eventueel als ‘komisch’ zouden interpreteren, een wrang nasmaakje waar ik de bedoeling niet van snap. :no:
En, dat bier van onder het bed, kamertemperatuur, te lauw, zeg dat ik het gezegd heb!!! 🙂

    Mien · 24 juni 2014 op 09:06

    Waarom betrek je dit schrijven nu weer op jezelf, Meralixe?
    Dat snap ik niet. Ik lees de column heel anders en zie geen enkele verwijzing naar jouw schrijverij. Jij geeft er weer eens een negatieve betekenis aan. Niet doen!

troubadour · 24 juni 2014 op 10:00

Meende ik daar nu ook dames-gegiechel te horen, onder het bed van broeder Martinus?
Ik vind het een ambivalent stuk en was zelf ook niet met het Onze Vader gekomen. Het probeert een luchtig verhaal op een voetstuk te tillen, dat het niet verdient. Het is wel goed geschreven.

g.van stipdonk · 24 juni 2014 op 15:24

Bedankt voor jullie reacties. Mien, mooi dat je de link naar de Kartuizer Orde hebt gevonden. Dit weerspiegelt een beetje het gevoel dat ik in het stukje heb willen leggen. Dat gevoel van rust dat zomaar even op je kan neerdalen, maar niet echt voor ons mensen uit de hedendaagse westerse maatschappij is weggelegd. In plaats van een link naar een uitvoering van het Pater Noster heb ik de tekst ingevoegd om voor de goede verstaander de sfeer op te roepen. En om zelf thuis te proberen meteen de vertaling erbij (het werkt echt). De kritiek waar Meralixe het over heeft herken ik zelf niet. Het is een stukje over een kloosterervaring van mezelf met hier en daar een humoristische kwinkslag om te laten zien dat de monniken zelf ook wel een grapje kunnen waarderen.

arta · 24 juni 2014 op 16:42

Mooi geschreven, G.!

Ik zag in dit schrijven ook geen verwijzing naar het stuk van Meralixe, hoor, vind het respectvol, stil, rustig geschreven….

Meralixe · 24 juni 2014 op 16:58

Mijn KRETIEK was een voorzichtig vermoeden.
Ook ik schakelde met het bier onder het bed vrij vlug over naar een humoristische sfeer. :inlove:

Nachtzuster · 26 juni 2014 op 01:57

Prima column, in alle rust en sfeer opgetekend. Amen.

g.van stipdonk · 26 juni 2014 op 19:01

Hartelijk dank voor jullie inspirerende reacties. Gratias agimus tibi.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder