Waarom de ‘Oeletoeters’ mij jeuk bezorgden.
Toen ik zaterdag j.l. Sneek binnen reed, op het plaatsnaambord de aanduiding ‘Drabbelterp’ las en even later werd opgehouden door de optocht van ‘de Oeletoeters’, kreeg ik jeuk.
Waar ben ik nu terecht gekomen? Carnaval in Friesland?
Ik moest direct denken aan schrijver Godfried Bomans die zich, als man van ‘boven de rivieren’ en in een pak van op te blazen druiventrossen, in het carnavalsgedruis ‘beneden de rivieren’ stortte. Hij ontmoette een banaan met een drinkluikje, als een fallus staand in hoekje van de feestzaal , en trok met hem de conclusie dat carnaval niet voor hen was.
Maarten van Rossum, door mij dikwijls gewaardeerd om zijn norse recht-voor-zijnraap-uitspraken, was vandaag met een tweet ook duidelijk: ‘carnaval is karakteristiek voor achterlijke samenlevingen. Het is een ventielzede. Eens per jaar heb je Gods zegen om dingen te doen, die je eigenlijk niet mág doen. Dikke mannen met rare hoeden die “alaaf`” roepen, ik vind het van een intense treurigheid.
Dit is het moment dat ik er goed aan doe om te bekennen dat ik in 1970, nog wonend in Noord Holland, eenmalig aan een écht carnavalsfeest in ’s Hertogenbosch heb deelgenomen. Ik zeg ‘écht’ omdat er een verschil was tussen een feest van autochtonen in de stad en het feest waarvoor busladingen met mensen uit midden Nederland naar een partycentrum werden vervoerd. Dat laatste had niets met ‘leuk carnaval’ te maken. Ik had het genoegen om door een Bosschenaar uitgenodigd te worden. Met acht van zijn stadgenoten ging ik ‘de Prins inhalen’. Dat deed ik met de mannen die een kroegentocht voltooiden naar de leuke Bossche kroegjes waar je met carnaval, als ‘Hollander’ van boven de rivieren, normaal gesproken geen toegang kreeg.
Bedenk je vooral dat het daar niet zo is dat je ineens carnaval gaat vieren, maar dat al weken tevoren een stemming wordt opgebouwd. Negentig procent van de mensen, van groot tot klein en van arm tot rijk, gaat in carnavalstijd helemaal uit zijn dak door flauw te doen, te zingen, te dansen’ te lachen en de kroegbaas omzet bezorgen. Niemand vindt, wat je als statige burger ook doet, gek. Je kan rustig in de stadsbus beginnen te zingen. Dan zing meteen iedereen mee. In die sfeer was het niet ‘gemaakt leuk’, maar echt leuk.
Ik ging niet als banaan. Hier geen stomme verkleedpartijen. In ‘s Hertogenbosch ging je in een boerenkiel met een kwakbol als decoratie. Dat ‘kwakkie’ staat voor kikker.
Het Prins inhalen begon bij de leider thuis. ‘Hier niet te veel drinken, ander haal je de finish niet’.
Liederen zingend reden wij met negen man in en op een Citroën DS (toen nog geen oldtimer) naar de stad. De politie keek de andere kant op. Een kroegje in, biertje uitdelen of krijgen, zingen, dansen en, nadat de leider op het scheidsrechtersfluitje blies, op naar het volgende kroegje.
Onderweg lag de simpelste humor voor het oprapen. Een opa met baby-kleinkind in een kinderwagen werd omringd door ons negental met het gezang ‘wat heb je gedaan Daan, wat heb je gedaan’. Hij zong van harte mee.
We zagen een bovenwoning met bloemetjesgordijnen. Hup, we gingen de stijle trap op. Negen mannen in de huiskamer in en we zongen: ’weet je wel wat ik zou willen zijn? Een bloemetjesgordijn, een bloemetjesgordijn.’ Een Pilsje als beloning.
‘s Avonds nog een leuk feest. Ik heb mij, gezien de lichamelijke toestand, noodgedwongen beperkt tot coca-colaatjes. Samen met een tochtgenoot keek ik lachend terug op het middagtoneel in de laatste kroeg: een jonge vrouw met een enorme boezem, die al dansend haar twee ‘rijkdommen’ nadrukkelijk naar ons uitstak en zong: ‘pak ze maar beet zei tante Greet, ze benne voor jouw’. Als je in een stad alle neuzen dezelfde kant op hebt, dan kan je zo plezier hebben. Ik beken: het was een topdag.
Maar als ik nu in Noorderlijker streken ben, dan wordt ik kennelijk weer een ‘beetje van Rossum’. Als gezette man met een rare hoed “alaaf`” roepen, vind ik van een intense treurigheid.
Ik kan toch niet bedenken om in Sneek de Prins in te halen; om net zoals Oeteldonkers hier met de Oeletoeters opa’s toe te zingen en bij bloemetjesgordijnbezitters binnen te stappen om noten te balken?…Dan zit je toch zo in de ‘finzenis’?
Een een stoere Friezin die voor mij staat, haar gevel verheft en ’Pak se mar byt sei moike Greet, se binne foar jo’, zingt? Vergeet het maar. Hier heerst nep-carnaval en dit is geen nepnieuws.
Ik keerde de auto om, reed snel naar huis en bedacht dat er hier anders, maar minstens zo goed wordt gefeest. Hier is, helaas te zelden, een Elfstedentocht, maar elk jaar onder andere in meerdere plaatsen uitgeaten feest bij SKS-skûtsjesilen. Dat zal je in Den Bosch niet vinden!
Tegen de tijd dat de Elfstedentocht wél plaats vindt, dan is van Rossum zeker bereid om daarover een sappige tweet op te stellen.
0 reacties