‘Kijk, een bankje aan het water’, zei ik in mezelf. ‘Leuk plekje hier met een mooi uitzicht op de Maas en veel groen om me heen. Ik ben aan een rustpunt toe na een paar uur fietsen door een mooi landschapsgebied. Ook natuurlijk om wat te eten en te drinken. Mijn maag is er aan toe. Uit mijn fietstas pak ik ook een klein kleedje om op te zitten want de bank is wat vies. Nu, half één, schijnt er een vriendelijk zonnetje en is de lucht slechts licht bewolkt. Verderop staat nog een bank waar al iemand zit die mij groet. Ik groet terug ook met een armzwaai. Gelukkig zegt hij niets, ik heb niet de behoefte te kletsen. Dus een beetje schuin naar hem toe zittend nuttig ik mijn brood en drinken.

Fietsers, die ik onderweg al had ontmoet komen langs. Wij fietsen een mooie uitgestippelde route door Limburg in de buurt van de Maas. Tijdens het eten schiet mij een liedje te binnen van Herman van Veen: Suzanne neemt je mee naar een bank aan het water, duizend schepen gaan voorbij en toch wordt het maar niet later. Ik denk dan altijd bij deze passage: ‘ zijn hart klopte vol van opwinding door en hoopte hij dat de tijd stil bleef staan. Maar de kans om een kus te krijgen reëler was dan het stilstaan van de tijd. ‘ Ik ken het liedje helemaal uit mijn hoofd en heb dit ook wel eens op een feestje gezongen. Een Suzanne zit hier niet om mij gezelschap te houden. Mijn Suzanne is met vriendinnen een wandeltochtje maken. Om schepen te gaan tellen daar heb ik al helemaal geen zin in. Ik tel al onnodig genoeg in mijn leven. ’s Nachts, voordat ik naar mijn luchtkasteel ga tel ik schaapjes. Net zo zinloos om de ramen van mijn luchtkasteel te tellen. Ach, bedenk, de nacht moet toch ergens mee omgaan! Kan ’s Nachts niet altijd het zelfde doen. Fietsers die achter mij langs gaan zijn nog te tellen maar daar gaat het nu niet om. Ik doe ook niet mee aan een tocht onder tijdsdruk. Laat ik me maar bezig houden met waar ik hier ook voor zit, genieten van het uitzicht en ook van alles wat groeit, bloeit, beweegt en vliegt.

En me bezighouden met wat zich zoal spontaan in mijn bovenkamertje aan komt golven. Zoals dat liedje van zojuist. Enige eenden vinden het kennelijk ook etenstijd want ze komen kwakend op me af. Dat versta ik en geef ze korstjes brood. Zonder me te bedanken gaan ze er vandoor. Spontaan komt een heel oud liedje in mij op. Ik bedenk een andere tekst: ik gaf je een stukje brood, daar aan de waterkant. Zo.. zo, daar komt een mooie plezierboot langs. Ziet er poenerig uit. Een man met stuurmansoutfit aan het stuurrad, een vrouw zit in een gemakkelijke stoel op het dek te lezen. Ook met een witte pet en zonnebril op. Ik bedenk dat ik ook wel een pet op had kunnen zetten. Suf, vergeten. De zon wordt heviger en brandt lichtelijk op mijn al kalende hoofd. Wacht, ik maak van mijn zakdoek een soort hoofddeksel. Zo een met vier knopen erin. Heb ik toch wat ter bescherming. Staat wat oubollig, maar ach, ze kennen me hier toch niet. Trouwens al zullen ze me wel kennen, so what? Sorry, pardon! Nou en!? Kom niet aan met Engels als het in het Hollands kan.! Er is al taalvervuiling genoeg. Vervuiling, zei je daar wat.? Ik ken er nog één, watervervuiling. Kom, laat ik daar eens naar kijken. Ik sta op en loop enige meters in de richting van de oever. Ach, wat een afval zie ik drijven: lege flessen, kartonnen verpakkingen, een volle vuilniszak en nog veel meer rotzooi verderop.

Gewillig drijft het mee met de stroming naar onbestemde oorden waar het ongetwijfeld wordt opgepikt. Mijn afval gaat straks netjes in de prullenbak achter me. Warempel, een schooltje vissen. Systematisch zwemmen ze in het gelid van een schooltje, ook met de stroming mee. Ja, zo gaat dat, ook bij vissen. Graag windje mee, net als ik op de fiets. Vissen, nee dat doe ik al jaren niet meer. Wel gedaan dus, vroeger, meestal op paling. Die kun je meenemen, laten roken en opeten. Maar door vervuiling van het water wordt afgeraden (wilde) paling te eten. Palingen blij al hebben ze daar geen weet van. Tot mijn verbazing ving ik vroeger een krab. Jawel. Dat was heel bijzonder. Het haakje zomaar even uit zijn bekje halen was er niet bij. Dan maar de lijn doorknippen ergens en dan hup het water maar in gooien. Weg met dat enge beest! Ik herinner me ineens dat ik op de Middelbare school een verhaaltje schreef met als titel: zittend op een rivierkrib. Dat was het onderwerp dat ik koos met Nederlands als opstel maken. Langzaam voel ik een noodlot opkomen, ik moet een plasje doen. Ik kijk om me heen waar te doen.

Hé, wat gaat die daar doen, denk ik. Ik zie een sportief geklede mountainbiker zijn fiets tegen een boom zetten. Hij loopt naar de waterkant en frommelt wat aan de voorkant van zijn sportieve broek. Nee toch! Roep ik weer in mezelf. Maar heus, er komt met een boogje een straaltje uit de sportief gehelmde biker. Dat straaltje belandt in de Maas en even vormt zich een schuimend plasje in het water. Ik nijg er naar iets te roepen naar de exhibitionist maar doe dat niet. Ik heb zelf ook aandrang maar ik denk toch aan een andere plek. Maar waar? Ik ben onderweg geschikte plekken tegen gekomen maar daar heb ik nu niets aan. Als de mountainbiker naar zijn bike teruggaat zegt hij tegen mij: ‘zo, dat lucht op! ’ Ik overweeg hem te antwoorden. Ja, voor jou wel, maar ik doe het niet. Als ik hem weg zie fietsen denk ik, ik ga ook maar weer een eindje fietsen, kom wel iets tegen. Dat ga ik ook doen. Spulletjes weer in de fietstas en karre maar. Als ik enige honderden meters verder ben ( af te lezen op mijn fietscomputertje) kom ik een dichte plek tegen en verricht de nodige handelingen in de bosjes waar niemand mij ziet.

Ook ik vind dat dit mij oplucht en fiets weer verder. Vele kilometers verder kom ik aan het keerpunt van de route en kan ik de terugweg inzetten. Maar dat doe ik nog niet, ik ga weer rusten en vind weer een geschikt bankje. Ik heb een appel bij me, die ik knagend opeet. De inhoud van een pakje frisdrank werk ik dorstig naar binnen. Ik kijk op mijn horloge en zie dat het inmiddels half vier is. Over de route hierheen heb ik, met de pauzes mee, twee uur gedaan. Ik wil om zes uur thuis zijn. Laat ik hier dan nog een half uurtje blijven zitten. Nog steeds volg ik de boten die stroom op- en afwaarts varen. Waar gaan ze heen? Waar komen ze vandaan? De mensen aan boord groeten elkaar bij het passeren en houden netjes rechts, net zoals op de weg. De één heeft kennelijk meer haast dan de ander. Dat levert meer of minder golfslag op. Vlak bij mij klotsen de golven tegen de wallenkant aan en rollen terug in de richting van waar ze vandaan kwamen.

Terug, als echo van en weer naar de boot. Ja, wegzenden en weer terugkomen dat gebeurt zo veel en zo vaak dat we dat niet eens meer beseffen. Verborgen echo’s. Ik zond mijn mijmeringen golvend naar u toe! Waar gaat de echo heen? Langs een andere route keer ik mijmerend daarover huiswaarts.

©henkpost

Categorieën: Algemeen

Henk P.Post

De auteur is geboren in Haarlem. Woont nu in West-Friesland en is gepensioneerd. Hobbyschrijver van lachprikkels, versjes, rijmpjes, gedichten, columns en korte (voorlees) verhalen voor jong tot oud.

9 reacties

troubadour · 22 december 2014 op 18:39

Subliem verhaald! Prachtige interpretatie! Unieke humor!
Hartelijk welkom. Aangenaam verrast! Heel bijzonder!

Meralixe · 22 december 2014 op 18:49

Uiteraard ook welkom op column x.
Gepensioneerd? Ik ook, dat schept een band.
Maar …. bij het negende woord had ik al zo iets van moet dat niet ‘bij’ mezelf zijn? Nu goed, ik las verder, las verder, las verder en dacht, wat wil die nu echt vertellen? Niets dus, geen boodschap, geen eigenzinnige mening, gewoon keuvelen over een fietstocht langs het water. Mag ook, maar dan mis ik in een (te) lange column de omschrijvingen die me naast U op de fiets plaatsen.
Werk aan de winkel? Werk aan de winkel. 🙂

troubadour · 22 december 2014 op 19:18

Dat vergat ik nog te zeggen, ik heb ook in mijn fietstas een klein kleedje om op te zitten. Die vogelpoep soms..

trawant · 22 december 2014 op 19:54

Ik ook, maar dat is dan weer om mijn natte zadel mee af te vegen als de fiets een tijdje buiten op me heeft staan wachten.
Niks ergers dan een doorweekt achterwerk, de kou die langzaam
in alle delen optrekt.

En Oh ja, welkom ik houd van dit soort tochtjes. Vooral de laatste alinea vind ik sterk. Alles klotst heen en weer naar de oever en weer terug, zo is het.
Warm welkom hier!

Mien · 22 december 2014 op 21:36

:yes:

pally · 22 december 2014 op 22:38

Ik vond het een beetje erg lang, had moeite het helemaal uit te lezen. Er zitten wel leuke zinnen in.
Welkom hier

Ferrara · 23 december 2014 op 14:07

De titel dekt de lading van je verhaal volledig.
Beetje meer spanning had van mij gemogen, maar er volgt vast meer van je hand. Ben benieuwd naar de lachprikkels.
Succes hier!

Henk P.Post · 26 december 2014 op 11:24

Zie voor meer schrijverij van mij: 1001 gedichten.nl (w.o. lachprikkels)

    Mien · 26 december 2014 op 14:24

    Ik heb er met veel moeite eentje gevonden tussen alle reclameboodschappen op 1001gedichten.nl.

    Oh…wat ’n dag…
    Oh…wat ’n dag…
    schalde hij met ’n grien
    ik wilde er van gaan genieten
    maar kan er even niet van in de schater schieten!

    ©henkpost

    Best leuk. :yes:

Geef een reactie

Avatar plaatshouder