Ik haal in en word ingehaald. Het is een vanzelfsprekendheid. De natuur van het fietsen. Inhalen en ingehaald worden. De vraag wie wie inhaalt wordt bepaald door de factoren moment, materiaal en vorm van de dag. Een helder verhaal. Overzichtelijk en acceptabel. Ware het niet dat de natuurlijke fietsordening de laatste tijd wreed verstoord wordt door de gemotoriseerde fiets. Altijd wind mee. Geen inhaler weliswaar maar toch, zeker met wind tegen, ook niet gemakkelijk in te halen. Menig goed gevulde medeburger schijnt aan de fiets met hulpmotor een gevoel van sportiviteit te ontlenen. Men vertelt mij dat en ik geloof het. Ik zie ze genieten en ik zie ze transpireren. Zowel op de fiets als op het terras waar ze halverwege de dag de beloning van hun inspanning weg zitten te eten. Ik gun het ze. Als het maar goed voelt en mij niet in de weg zit.
Afgelopen weekend zat het me in de weg. Ter compensatie van een week niet fietsen, regelmatig roken en bovengemiddeld drinken ging ik er al vroeg op uit. Kilometers maken. Over rustige en vaak winderige paden putte ik me uit. Ik had de vaart er lekker in toen ik een honderdtal meters voor mij twee collega fietsers ontwaarde. Dat dacht ik tenminste. Ik naderde langzaam en kreeg steeds meer zicht op de fietsers voor mij. Dat bleken er bij nader inzien niet twee maar slechts een te zijn. Een stevige dame op de reeds gememoreerde fiets met hulpmotor. Nu heb ik als gevolg van de poldercriminaliteit, waarover een andere keer meer, geen bel meer op mijn fiets. Ik fluit. Dat begint zacht en langzaam en wordt langzaamaan wat luider. Over het algemeen leidt dat tot een verbaasde maar doorgaans vriendelijke blik bij de in te halen medefietser en een vervolgens even vriendelijk ruimte maken. Het is een van de charmes van het inhalen. De stevige dame voor mij reageerde echter niet of nauwelijks. Zij tufte voort. Ik kon er niet langs. Met haar volle omvang inclusief de twee obesifietstassen achterop versperde zij het mooie polderpad over de volle breedte. Ik moest inhouden. Ik hield in. Eerst tegen de zin maar langzaamaan meer aangenaam. Het werd zelfs goed toeven tussen inhalen en ingehaald worden. Het heilige moeten even aan de kant. Moment van overdenking. Plotseling stopte ze. Ik moest vol in de remmen. Een reflex. De fiets in het gras, ik in het gras. Mijn fiets en ik. Beide verward. De fiets met hulpmotor tufte voort en was al bijna uit het zicht verdwenen. We maakten de schade op. Het mechaniek deed het nog. We gingen voort. Het was nog wel even.
9 reacties
LouisP · 20 juni 2009 op 12:22
F.
‘k dacht eerst, nou heb ‘k ’t wel gehad met dat fietsje in de polder..
Verkeerd gedacht..zo leuk om te lezen!
gr.
L.
arta · 20 juni 2009 op 13:40
Heerlijk om te lezen, deze polderverhalen!
Mup · 20 juni 2009 op 23:15
obesifietstassen, geweldige vondst, leuk polderstuk ook,
groet Mup
KawaSutra · 21 juni 2009 op 01:38
En zo polderen we voort. Leuk geschreven!
Dees · 21 juni 2009 op 15:05
Je schrijven is zo leuk dat het niet uitmaakt of het 365 dagen polderen wordt, of er toch een ander onderwerp aan de horizon opdoemt. Obesifietstassen vind ik ook geweldig. De rest ook.
lisa-marie · 21 juni 2009 op 23:26
Ontzettend genoten van het polderverhaal!
Fiets elke keer weer graag met je mee 😀
SIMBA · 22 juni 2009 op 11:00
Weer graag gelezen :wave:
Mien · 22 juni 2009 op 13:31
Je polderverhalen tuffen net als de dame op de elektrische fiets heerlijk voorbij.
Mien (fietst voor de zekerheid altijd met zijwieltjes)
Anne · 22 juni 2009 op 23:28
Heerlijk.