Ik was nog geenszins genezen van mijn fietsaspiraties. Maar misschien dat ik het na de komende rit wel zou zijn. Ik had het plan opgevat om de route van een andere wielerronde te gaan rijden. De Die Burger Cycle Tour kent een parcours rond Stellenbosch en ik had besloten het juniorrondje te rijden. 45 kilometer met een aantal pittige heuvels.
Ik moet bekennen dat ik van te voren zelfs een beetje zenuwachtig was. Het zou per slot van rekening de eerste keer dat ik niet voor een gewoon fietstochtje van huis vertrek: Bianca zou mij met fiets in Stellenbosch droppen en een uur of wat later weer op pikken.
Het was een hete zondag. Om tien uur ’s ochtend wees het kwik al 30 graden aan. Ik had mij goed voorbereid. Drie flesjes water, twee bananen en een paar “powerbars” had ik in mijn rugzakje gestopt. Bovendien had ik mijn rijbewijs (voor het geval mijn stoffelijke resten zouden moeten worden geïdentificeerd), Bianca’s telefoonnummer (contactgegevens nabestaanden) en een schoon t-shirt (wielrenshirts vervaardigd van “ademende” stof doe ik niet aan) bij mij gestoken. En alsof dat allemaal nog niet genoeg was had ik mij zelfs ingesmeerd met zonnebrandcrème. Niets had ik aan het toeval overgelaten. Ik zou slechts hoeven te trappen.
Bianca had ons (mij en mijn fiets) uitgeladen aan de voet van een van de eerste passen, die de voortrekkers in de 19e eeuw hebben aangelegd en gedoopt met de niet veel goeds voorspellende naam: Helshoogte. De pas loopt tussen Stellenbosch en Franshhoek en verbindt de Simonsberg met de Jonkershoekbergen en is tegenwoordig een goed berijdbare meanderende lap asfalt
Daar stond ik dan met mijn fiets. “Gewoon beginnen dan maar,” dacht ik en ik hees mij in het zadel. “Hier wordt vaker gefietst.” Je kon het zien aan de wit gekalkte aanduidingen op de weg. “Als ik het goed heb gezoen resten mij nog zo’n 7 kilometers naar de top .” Het duurde niet lang – ik schat zo’n vijf minuten – totdat ik noodgedwongen mijn toevlucht tot den laagste versnelling had genomen. “Ga ik dit nog 6,5 kilometer volhouden?”
Gelukkig kent de pas ook af en toe wat minder steile gedeeltes en soms, in de binnenbochten, fiets je zelfs een klein stukje omlaag. Maar nooit voor lang. Je kunt nergens werkelijk freewheelen, de spanning staat voortdurend op de bovenbenen. “Zal ik de top in het zadel bereiken, of zal ik voortijds moeten afstappen?”
Zo’n twintig minuten later. De zon scheen onbarmhartig. Het zweet gutste van mijn lijf. Mijn t-shirt was doorweekt en het zoute vocht beet in mijn ogen. “Het kan nu niet ver meer zijn. Volgens mij nog twee bochten.” De weg werd steiler nu. Nog steiler. Dikwijls een teken dat de top nabij is. Ik passeerde de borden die de afslag naar de wijnboerderijen Tokara en Thelema aangaven.
De afslag naar de wijnboerderijen bevond zich precies op de top van de pas. Ik stapte af. Ik had het gered. Mijn eerste echte klim. Volbracht in het zadel. Ik goot een flesje lauw water in mijn keel en at een banaan. En ik genoot van het uitzicht en dacht aan de laatste keer dat ik bij Tokara wijn had geproefd. Dat was nog niet eens zo lang geleden. Medio december, ruim een maand terug dus. Ik mijmerde over het airconditioned proeflokaaal. Wat weerhield mij ervan om daar nu even naar binnen te gaan om af te koelen?
Ik had het niet gedaan. De afdaling zorgde gelukkig voor voldoende verkoeling. Als een speer vloog ik Helshoogte af, richting Pniel, een kleine kleurlingen nederzetting aan de voet aan de Franshhoek-kant. Ik racete er doorheen op weg naar de bekende wijnboerderij Boschendal. Boschendal. Daar was ik dikwijls geweest. Om er te picknicken. In de luwte van het lommer van de eeuwenoude eikebomen. Maar nu even niet. Ik koerste ik er een paar minuten later vluchtig langs, in de brandende zon.
Ik sloeg linksaf, richting Paarl. Op een weg, die wij in Nederland een “autoweg” zouden noemen. Een 80 km weg. Best wel een smalle weg ook. Ik voelde mij niet op mijn gemak, met al die auto’s die zich bij lange na niet aan de snelheidslimiet hielden en mij rakelings passeerden. Ik besloot op een soort ventweggetje te gaan rijden. Slecht wegdek, maar wel wat rustiger qua voorbijrazend verkeer.
Plots kreeg ik een groep sjofel-net geklede zwarte mensen in het vizier. Mannen in versleten zwarte pakken (hoe zwart wil je het hebben) met hoeden op en vrouwen die hun dikke kunt in kleurrijke jurken hebben gepropt. Natuurlijk!! Het was zondag. Ik was verzeild geraakt in een kolonne kerkgangers. Ik minderde vaart en gebruikte mijn spaarzame lucht en speeksel om deze vrome families vriendelijk te groeten. Een onverwachte maar best welkome afwisseling. Bovendien was het hoog tijd voor een slokje water en een hapje van mijn almond-honey-bar.
In de buurt van Paarl naderde ik het 25 kilometerpunt. Zo had ik vooraf tenminste berekend op de kaart. Wel reed ik nu op een stuk waar ik de wind vol in het gezicht kreeg, Dat kennen we niet in Nederland, bloedheet en dan nog waaien ook. Het zorgde wel voor enige afkoeling. De weg voerde langs de Fairview-boerderij. Een dag te voren zat ik daar nog op het terras en genoot ik van een lokaal gebrouwen witbier, nu zwoegde ik er langs. Ik begon een beetje last van mijn bovenbenen te krijgen. Waarschijnlijk was ik toch iets te voortvarend van start gegaan en had ik mijn krachten nog niet goed kunnen verdelen. Zoiets. Ik realiseerde mij dat de laatste 10 kilometers, weer terug richting Stellenbosch nog een pittige klim in petto had. Ik besloot mijzelf dit niet meer aan te doen. “Goed naar je lichaam blijven luisteren.”
Ik belde Bianca en vroeg of zij mij over een kwartiertje in Klapmuts – ja u leest het goed! – kon oppikken. Ik beschouwde de test als geslaagd. Ik had 35 zware kilometers in de moordende hitte gereden in een kleine twee uur. Dat had ik nog nooit eerder gedaan. Maar zou ik ruim drie keer zo’n grote afstand wel volhouden? Ik had nog zes weken om daar achter te komen.
2 reacties
troubadour · 14 april 2014 op 19:31
Er zit een essentiele fout in je column Ghris. Je bent constant met je eigen ik, ikke. ikke en ik bezig en vermeldt terloops de proeverijen en luxe bezigheden eerder op het traject. Het stoot me enigszins af, tenzij je een beroemdheid bent die een autobiografie schrijft ten faveure van het bewonderende publiek. (Churchill of zo)
Schrijf over je zadelpijn, je diarree en je kont afvegen met de verpakking van je powerbar! Nu zit je een prestatie te verwoorden die op mij althans geen enkele indruk maakt. Tenzij je tachtig bent!
Cychick · 17 april 2014 op 10:34
Er zit meer in, zoals Troubadour aangeeft. Het blijft te oppervlakkig/samenvattend, of je door blijft racen achter het toetsenbord. Misschien is het beter een steil stuk en alles wat er op zo’n moment door je heen gaat te beschrijven en dan de keerzijde, een rustmoment met het bijbehorende voldane gevoel, te omschrijven. Meer heeft de column niet nodig.