De hectiek van de moderne tijd. Mobieltje, computer, mammoetbedrijven in de landbouw. Is het altijd zo geweest? Weten we nog hoe anders het voorheen was? Bestaat het leven van vroeger nog? Mijn zoektocht naar vroeger en omdat ik als schrijver op Columnx graag onder de mensen kom brengen mij bij Toon Slegers en zijn zus Mien. Fietsend over het laantje dat leidt naar de boerderij van Toon en Mien Slegers op ’t Vlas te A. bekruipt me even het gevoel dat Wim Sonneveld zo prachtig in zijn nostalgisch lied “het Dorp” bezong: “en langs het tuinpad van mijn vader zie ik de hoge bomen staan”. En inderdaad als ik achterom loop en het woongedeelte via de achterdeur binnentreed is het net alsof je even teruggaat in de tijd. Op een tafel in de berging ligt tussen ander oud gereedschap een hakbijl die vroeger gebruikt werd om vlees kort te maken. In de keuken brandt de haard en zorgt voor een meer dan behaaglijk temperatuurtje. En weer speelt er een lied door mijn hoofd dat de sfeer van vroeger zo treffend oproept: “buiten waait de wind om het huis maar de kachel staat te snorren op vier”. Aan de muur het “hertje” van Han van Meegeren. Toon en Mien zittend aan de keukentafel met hun door het harde boerenleven verweerde gezichten. Vincent van Gogh had hier nog een mooi portret van kunnen maken.

Al sinds 1932 wonen Toon en Mien op ‘t Vlas. In dat jaar neemt vader Slegers de boerderij over van Dorus Maas. Het gezin bestaat uit vader, moeder en acht kinderen. Vanwege de grote hooiberg voor het huis krijgen zij de bijnaam “Slegers van d’n Hoiberg”. Eenmaal neergestreken op ’t Vlas moeten de kinderen in A. naar school. Toon komt op de jongensschool in de klas bij meester van Riet. Hoofd van de school is meester van Dalen. Mien gaat naar de meisjesschool en komt bij juffrouw van Brunschot in de klas met als toenmalig hoofd zuster Agnes. Toon laat een typische klassenfoto uit de jaren dertig zien met kinderen in de schoolbankjes. De armen netjes over elkaar en mooie schoolplaten van Jetses en Isings aan de muur. Op zondag gaat het gezin te voet naar de kerk waar pastoor Beckers preekt. De veestapel van het boerenbedrijf van vader Slegers bestaat uit zeven koeien, enkele varkens en kippen en dat is jaren zo gebleven. Toon gaat na zijn schooltijd op de boerderij werken terwijl zijn broer met de “romkaar” rondgaat en de melkkruiken die hij bij de boeren ophaalt aflevert bij de melkfabriek in de stad. De oorlogstijd verloopt relatief rustig voor de bewoners van het gehucht ’t Vlas. Omdat Toon te jong is hoeft hij niet voor de arbeidsdienst naar Duitsland. Moeder overlijdt in 1939 en vader vlak na de oorlog, na een ziekbed waarvoor hij nog naar een ziekenhuis in Utrecht moet. Het is voor Toon steeds een hele tour om daar naartoe te reizen met bus en trein via Eindhoven, Den Bosch en Geldermalsen. Een reisje naar Utrecht kost hem meer dan de ƒ1,50 per dag die voor het verblijf van vader moet worden betaald. Na diens dood neemt Toon de boerderij over. De rest van de familie raakt aardig verspreid maar zus Mien blijft thuis op ’t Vlas en zo is het altijd gebleven. Toon haalt zijn rijbewijs en hoeft niet overal meer te voet of met de fiets op af. Het bedrijf blijft door de jaren heen ongeveer dezelfde omvang houden: Zeven koeien, vijfentwintig varkens, een hok met kippen en zes hectaren landbouwgrond. Van de koeien kan hij dagelijks twee kruiken melk leveren aan de melkfabriek. In de tijd dat de overschakeling naar melktanks wordt afgedwongen stopt Toon met koeien melken en stapt over op het houden van jongvee. Zodra deze een kalfje hebben gekregen en melkrijp zijn worden ze verkocht aan veehandelaar Jan d’n Schéle. Zijn laatste koe verkoopt Toon aan iemand van Turkse afkomst die het beest heeft meegenomen voor de slacht ter ere van de Ramadan. De grond heeft hij tegenwoordig in de verhuur.

Er is veel veranderd en de leeftijd gaat gepaard met mankementen. Tot voor kort kon Toon nog met zijn auto rondrijden maar daar durft hij niet meer aan. Het nog puntgave wagentje blijft voortaan in de garage. Een ramp is dat niet, samen met Mien komt hij de tijd wel door op de boerderij. Dan wordt de verzameling overlijdensprentjes tevoorschijn gehaald van familie, vrienden en bekenden en bij elk prentje hoort een verhaal. Er zitten enkele heel oude prentjes bij, zelfs uit de 19e eeuw. Ook daarover weet Toon te vertellen. “Ja jongen, eigenlijk komen we uiteindelijk allemaal bij wijze van spreken met ons levensverhaal op een prentje in een kistje terecht” filosofeert Toon. Wellicht is er ooit een liedje over geschreven maar dat schiet me zo niet te binnen. Dan is de koffie op en tijd voor mij om te gaan. “Houdoe en bedankt” zeg ik tegen Toon en Mien en stap op mijn fiets. Als ik het laantje afrijdt richting huis fluit ik een melodietje: “En langs het tuinpad van mijn vader zie ik de hoge bomen staan”.

Categorieën: Algemeen

G.van Stipdonk

Gerard van Stipdonk. Mijn motto: Wie schrijft die blijft.

15 reacties

Mien · 24 december 2013 op 08:39

Pure nostalgie. Inlijsten en in de keuken aan de muur hangen.

    g.van stipdonk · 24 december 2013 op 19:12

    Naast het hertje dan toch. Zou je deze tekst voor mij willen redigeren? Zou dat zeer op prijs stellen.

      Mien · 25 december 2013 op 00:15

      Wil ik best doen. Stuur maar even een PM met je redactiewensen.
      Een PM kun je sturen via het CX Café.
      Klik op ‘Inbox’ en dan op ‘Nieuw bericht’.
      Bij ‘Aan:’ vul je in Mien.

Ferrara · 24 december 2013 op 16:33

Altijd als ik een verhaal van uw hand lees ga ik zelf ook even terug in de tijd. Past vast bij mijn leeftijd.
Ja, en dat hertje hing in mijn familie ook ergens aan de muur.
Later pas begrepen hoe dat zat met vervalsen.

g.van stipdonk · 24 december 2013 op 19:14

Bij mij was het andersom. Begon met het vervalsen van Van Meegeren en kwam zo bij het hertje uit. En die nostalgie, tja dat zit in de aard van het beestje.

Nachtzuster · 24 december 2013 op 21:45

Heerlijke, ontspannen column over vroeger. Je weet een bepaalde sfeer te raken die de hele tijd bij blijft. Knap is dat. Ik zag mijzelf warme melk drinken uit een ouderwetse kroes, daar aan de keukentafel. Heel graag gelezen, G!

    g.van stipdonk · 25 december 2013 op 13:32

    Dank je wel. Blij dat de sfeer zoals ik die probeer te beschrijven ook daadwerkelijk iets oproept bij lezers.

Yfs · 25 december 2013 op 08:57

Door het liedje van Wim Sonneveld al in het begin te noemen, neem je dat mee als lezer en begeleidt het liedje de hele column.
Jammer dat je de woonplaats met een ‘A’ aanduidt, dat had voor mij dan weer iets ontnuchterends. Had er voor mijn part Lutjebroek’ van gemaakt! Ondanks de lange, tweede alinea met plezier gelezen. Het voerde mij weer terug naar de schoolbanken van de lagere school waar de juffrouw met de stok de woordjes “Aap, Noot, Mies’ aanwees!

    g.van stipdonk · 25 december 2013 op 13:29

    Bedankt voor de tip. Het stukje is gebaseerd op een interview dat ik enige tijd geleden voor een lokaal krantje heb afgenomen. Opdracht was om mensen op te zoeken die de aansluiting met de moderne tijd op een of andere manier misliepen. Of ze daarmee slechter af zijn weet ik niet. Voor het gebruik op columnx heb ik namen etc. omgezet.

arta · 25 december 2013 op 12:23

Dól op goedgeschreven nostalgie, zoals deze.

Meralixe · 25 december 2013 op 14:09

Heb om de één of andere duistere reden deze column overgeslagen. Nu ik hem naar aanleiding van de (vele) reacties lees ontdek ik een bijzonder mooie terugblik. :yes:

Sagita · 28 december 2013 op 01:47

Vanwege de kerstdrukte lees ik deze column nu pas. Ik vind het heel sfeervol geschreven en ja je neemt de lezer, mij, goed mee naar het veranderende leven op het boerenland.
Ik hou hier van!
groet Sa!

    g.van stipdonk · 28 december 2013 op 15:55

    Thanks a lot, om het maar eens in echt Brainport-Brabants te vertalen. Want daar gaat het wel naar toe in korte tijd vrees ik.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder