Bah, bah, bah wat een kou toch weer. Alles bedekt met zo’n koude laag sneeuw. De hele tuin lag er vol mee. Op sommige plekken had de wind hele bergen gemaakt. Hij kon niet eens door de tuin lopen zonder kliedernat te worden. Waar moest hij nu dan zijn pootje optillen? Zelfs onder de overkapping lag sneeuw, de hele tuintafel was wit. Hij had wel even tegen de poot van de tuintafel gestaan maar hij was direct verraden. Het vrouwtje had hem uitgelachen. “Don’t eat the yellow snow”, had ze tegen het baasje gezegd. Die moest ook lachen. Geen idee waarom.   Nee, hij was maar snel weer op zijn vachtje gekropen. Het was niet te hopen dat het vrouwtje naar buiten zou willen. Dan moest hij natuurlijk weer mee. Pfff.   Even later hoorde hij het vrouwtje naar beneden komen om broodjes te eten. Ach, nee, hè, ze had zijn jasje bij zich. Dat werd een wandeling door de kou, let maar op. En ja hoor, na het eten riep ze hem. “Kom Stef, we gaan een rondje.” Hij liet zich van de bank zakken, het vrouwtje zou haar zin toch wel doordrijven. Ze hield hem stevig vast en trok zijn jas over zijn hoofd. Wel lekker warm, daar kon hij niks van zeggen. Het werd vastgeklikt en de riem ging aan. Het baasje zat hem een beetje meewarig aan te kijken. Die vond dat jasje ook maar stom maar ja, het vrouwtje wilde naar buiten.
Het was nog uitkijken ook, sommige stukken waren erg glad. Het vrouwtje had haar laarzen aangedaan dus ze liep wel met hem door het gras. Dat was wel fijn, pekel tussen je tenen is echt niet fijn. Mensen hebben daar geen erg in, maar het prikt en het is vies. Gelukkig wonen ze op een plek waar eigenlijk bijna nooit wordt gestrooid dus hij had er niet veel last van. Hoefde hij ook niet zijn tenen schoon te maken als ze straks weer thuis waren.
Toch, op zich, hij begon er wel plezier in te krijgen. De wereld zag er wel heel anders uit vandaag. Het bekende pad waar ze tussen de middag altijd liepen, was toch wel een uitdaging geworden. Hij zag het wel, het vrouwtje hield hem goed in de gaten toen hij over de schuine kant naar de sloot liep. Ze hoefde zich geen zorgen te maken, hij zou er echt niet in vallen. Dat was hem één keer overkomen, dat gebeurde niet meer. Stel je voor, dan moest hij weer in bad. Echt niet.
Er waren nu helemaal geen vissers in de haven. Grappig, normaal zaten ze er in de winter de hele dag. Nu niet, zeker veel te koud. Mensen konden toch wel watjes zijn, de haven was nog helemaal niet dicht gevroren.
Thuis maakte het vrouwtje zijn voeten schoon. Dat was wel lief, hoefde hij het zelf niet te doen. Nadat hij zijn snoepjes had gekregen, kroop hij toch maar weer warm op zijn vacht. Was het maar vast zomer.  

Categorieën: Algemeen

0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder