Het is Zaterdagmorgen, mijn vader leest de krant en mijn moeder zit aan de ontbijttafel haar ochtendhumeur de baas te worden. Ik speel wat met mijn boterham als mijn vader opeens de stilte verbreekt. “Vossie, weet je wie er dood is?” Mijn moeder kijkt van boven haar theeglas mijn vader aan en zegt bijna automatisch “Wie zijn kont koud is.” Het is het standaardantwoord van mijn moeder maar opeens dringt het tot me door wat ze zegt. In mijn hoofd speel ik met de woorden. Als je dood bent, is je kont koud. Langzaam gaat mijn hand naar mijn billen en tot mijn grote opluchting zijn ze warm. Logisch natuurlijk, want iemand die dood is, is overal koud, maar je billen zijn altijd bedekt met een onderbroek, dus die kunnen niet koud worden als je leeft.

Ik heb altijd gedacht dat de spreekwoorden en gezegden die mijn ouders gebruikten normale alledaagse zinnen waren. Ik vond ze normaal en vaak ook logisch. Als ik me verveelde moest ik van mijn moeder mijn kont met vuisten slaan of fietsen stelen op Damrak. Die laatste is vrij normaal, tenminste als je het normaal vindt om je kind aan te zetten tot diefstal. De eerste is andere koek. Toen ik ging googlen “op je kont met vuisten slaan“, kwam ik toch op sites, die je zolang mogelijk verborgen wil houden voor je kind. Maar gelukkig was er toen nog geen internet en moest het woord googlen nog worden bedacht

Iets stoms uitgezonden op de tv werd vanzelfsprekend afgedaan met de zin “Ga jij maar met je plasje naar de dokter.” En vervolgens werd er gezapt naar een ander kanaal.
Een hand opheffen naar je moeder, was uit den boze. Dan groeide namelijk je handjes boven het graf. Een bezoek aan het kerkhof is op zich al niet aangenaam, maar als je er van overtuigd bent dat er handjes boven het graf groeien, wordt het wel heel luguber. Ook las ik daar nooit de namen “Kan niet en Wil niet”. En als we het dan toch over het kerkhof en de dood moeten hebben. Veel huilen bij het graf, konden mijn ouders ook niet waarderen want “Veel gekreten is snel vergeten”. Die laatste bracht me regelmatig in de problemen als ik bij een verlies van een dierbare de tranen over mijn wangen voelde rollen.

Tot na mijn pubertijd heb ik kosten wat kost, de familie-wijsheden en -spreekwoorden vermeden, want als puber word je niet graag uitgelachen. En als ik dan toch de fout in ging, lachte ik maar een beetje mee als een boer die kiespijn had.

Dat de appel niet ver van de boom valt, merk je nu ik volwassen ben. Te pas en te onpas kraam ik maar wat uit. Mijn zoon leest net iets voor over een komeet die in 2036 de aarde zou kunnen raken. Waarop ik direct reageer met “dan zullen mijn tanden geen zeer meer doen“.

Een hoop familie-uitspraken ben ik kwijt. Maar die ik nog weet, gebruik ik regelmatig. En wat schetst mijn verbazing? Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, want ook mijn “jongen, piepen zoals de oude zongen.”


4 reacties

dokterblues · 21 april 2011 op 02:00

Ik ga hem leuk vinden, maar ja: ‘een kinderhand is ook gauw gevuld’.

kawagtr · 21 april 2011 op 09:01

Ach ja, de appel valt meestal niet ver van de boom. Leuk stukje.
Prettig paasweekend.
Jan

Mien · 21 april 2011 op 23:27

Tsa, wat moet ik hier nu van denken. Iemand de woorden uit de mond halen en ze dan in een column gieten, dat lijkt eenvoudig maar is ook knap.

Mien

DreamOn · 22 april 2011 op 11:45

Herkenbaar! (Sorry voor het verboden woord, maar het is gewoon zo) 😀
In jouw geval groeiden alleen je handjes boven het graf, in mijn geval werd er dan ook nog gezegd: “Als je je hand opheft naar je ouders, dan groeien later je handjes boven het graf en dan binden ze er een geit aan.”

Ook werd er bij ons altijd gezegd: “Ja ja, nee nee, in een doodshemd zitten geen zakken.” Géén idee waar dat vandaan komt.

Leuk, er komen door deze column weer een hoop herinneringen bovendrijven.

Eén dingetje: de dagen van de week hoeven niet met een hoofdletter. (zie eerste zin van je column)

Geef een reactie

Avatar plaatshouder