De vader van de kleine jongen ontwaakt, staat op en kust zijn vrouw. Ze kneedt het deeg voor de Mantoe van vanavond. Daarna wast hij zich, knielt en bidt. In de naam van Allah. Hij is goed, Hij geeft en vergeeft. De vader van de kleine jongen prijst Allah voor zijn vrouw, zijn zoon, die zal gaan studeren wanneer de oorlog voorbij is.
Noury droomt van de tijd wanneer de huizen weer heel zullen zijn en de hemel zonder ronkende vliegtuigen. Hij dankt, voor hun woning die behouden is gebleven, alle oorlogsjaren lang. Hij vraagt om vrede: Geef mij de kracht om te zorgen voor mijn gewonde broeders en zusters. Allah is groot!

Daarna vertrekt hij. Noury zet zijn witte helm vast op zijn hoofd en lacht naar zijn vrouw en kind. Het blauwe zeil wappert als hij het passeert. Hij loopt moeizaam over het natte zandpad. Aan de overkant woont zijn beste vriend, Abu Omar. Diens moeder hangt uit het raam, wanneer hij hem roept. Vroeger, toen het nog vrede was, hadden ze beiden een heel andere dagbesteding dan tegenwoordig. Abu was goudsmid en hij kleermaker. Alle broeders waren eens gewone burgers. Maar toch zijn zij allen vastbesloten om hun eigen leven op het spel te zetten om dat van anderen, onschuldige vrouwen, grijsaards en kinderen, te redden. Hij kijkt naar boven. De lucht is blauw. Dan neemt hij een kleine Koran uit zijn zak en leest terwijl hij wacht.

Opeens hoort hij de angstige kreten van de moeder van Abu. Ze gilt zijn naam, om hem te waarschuwen. Noury! Abu trekt hem met veel kracht naar binnen, net op tijd. Het is een dagelijkse bui in Aleppo: seconden lang horen de vrienden het onheilspellend suizen van vallende bommen. Een enorme knal klinkt van heel dichtbij. Alles wordt donker en stoffig. Een stortregen van splinters glas en flarden puin kletteren neer op de weerloze stad. Plassen liggen als grillige spiegels in de kuilen van het vochtige zandpad in de grootste stad van Syrië.

Ze zien grote, zwarte rookpluimen kringelen tegen de strakblauwe lucht. Er zijn talloze bebloede, stoffige menselijke  wezens buiten, die verdwaasd en ontredderd uit holen en gaten kruipen. Noury weet dat de Withelmen door de Syrian Civil Defence meedogenloos in het vizier worden gehouden tijdens hun reddingsacties en dat de dood naar hen loert, nieuwsgierig, afwachtend, berekenend, zijn magere beenderen naar hen uitstrekkend. Zij vrezen de troepen van president Assad, maar dat weerhoudt hen er niet van om hulp te bieden. Vastberaden gaan ze naar buiten, met hun witte helmen op verlaten zij het huis van Abu en zijn moeder.

Daar waar de rook kringelt en het stof hoog opstuift, is de bom terecht gekomen. Abu en hij stormen naar binnen. Een verdwaasde man staat in het smoezelige trappenportaal toe te kijken.
‘Wie woont hier?’ vraagt Abu op dwingende toon.
‘Mohammed Fadim.’
‘Is hij thuis?’
‘Ik weet het niet,’ antwoordt de man.
Ze kloppen aan en openen de kapotte deur. Puin, steen, verwoesting. Mohammed is er niet. Goed, niemand hier gewond, naar buiten dan. Zij zijn niet opgeleid voor het reddingswerk, maar ieder van hen ademt redden, elk leven telt. De geliefde van de één wordt liefgehad door de ander, en beweend wanneer er niet te redden valt.

Plotseling voelt hij de hand van Abu op zijn schouder rusten.
‘Noury, je zoon, hij is je gevolgd!’
Er klinkt geschreeuw. Het suist in het hoofd van Noury. Een tweede bom treft hem vandaag, midden in de kern van zijn ziel, in het meest kwetsbare van zijn wezen.
‘Noury, dat is je zoon, daar!’
‘Mohammed Fadim,’
‘Nee, nee niet hij, het is die kleine, je zoon ligt daar en heeft onze hulp nodig!’
Laat het niet waar zijn, niet mijn zoon, wie is hij?
‘Ik heb je ingehaald, papa!’ kermt de jongen.
Abu schreeuwt instructies.

Vrouwen in Chador, joelend, krijsend. De broeders met hangende schouders, puin, stof, chaos. Hij valt op zijn knieën. De modderige drek spat hoog op in zijn gezicht, hij voelt het niet.
‘Maar jij moet studeren. Jij gaat dokter worden. Jij hebt de toekomst. De hoop voor ons volk,’ brengt hij uit.
Warm bloed sijpelt langs de afgeschoten mouw van zijn zoon, waar eens een gebruind armpje zat.
‘Allah neemt, Allah geeft, Allah is groot.’

Co-column, geschreven door De Zeeuwse draak en NicoleS


NicoleS

Door veel te lezen word je een betere schrijver. Joost Zwagerman was ervan overtuigd. Ik houd van lezen maar ook van schrijven. Ik ben bij column x terecht gekomen dankzij mijn lieve vader die hier jaren columns geschreven heeft. Kees Schilder is zijn naam. Ik hoop evenveel plezier te beleven aan het schrijven als hij. Favoriete schrijvers: Gerard Reve, J.J Voskuil, Maarten 't Hart, Adriaan v Dis, Arnon Grunberg, WF Hermans, Simon Vestdijk, Louis Bordewijk en Jean Plaidy. Favoriete boek: Het bittere kruid, Marga Minco.

18 reacties

StreekSteek · 27 september 2016 op 11:07

De persoonlijke touch maakt het nog schokkender dan de beelden die we toch al dagelijks voorgeschoteld krijgen. Begrijpt nou niemand wat Nietzsche bedoelde, toen hij schreef: ‘Gott ist tot.’? Macht wordt alleen groter over de ruggen van nog meer kleinen. Indringend relaas!

    A. Saman · 27 september 2016 op 18:14

    Hartelijk dank, StreekSteek. Nietzche bleef niet onbegrepen, maar een ieder legt de werkelijkheid uit naar eigen beleving… Groet, Antonia.

van Gellekom · 27 september 2016 op 11:52

Ja, dan ben je wel even stil

Blanchefort · 27 september 2016 op 17:19

Zo! Bloedstollend geschreven. Ik zit te shaken.

Meralixe · 27 september 2016 op 17:29

Prachtige combinatie van twee verschillende schrijvers net nu Aleppo zo ‘brandend’ actueel is.
Toch even dit. Is het nu Allah of God of wat dan ook, mensen hebben meerdere oorlogen gestreden in de naam van… maar het waren wel steeds ‘mensen’ die binnen de eigen verantwoordelijkheid of dan toch via verkeerdelijke informatie aan ’t vechten en moorden toe kwamen en komen.

    NicoleS · 27 september 2016 op 17:34

    Moorden komt uit de mens. Zeker niet uit dat wat wij God noemen. Maar zo denk ik.

      Meralixe · 27 september 2016 op 17:48

      Goed zo maar de titel ‘Als God het wil (Inshallah’ gaf eventjes een andere indruk.

        NicoleS · 27 september 2016 op 17:58

        Die mensen denken wel dat God straft, geeft en neemt. Vandaar de titel

    A. Saman · 27 september 2016 op 18:16

    Dank Meralixe. Toch wel. Uiteraard gaat dit verhaal over mensenwerk. Groet, Antonia.

NicoleS · 27 september 2016 op 17:32

Dank voor jullie reacties. ?

A. Saman · 27 september 2016 op 18:17

Hartelijk dank voor jullie reacties en voor de moeite van het lezen. NicoleS hartelijk dank voor de samenwerking. Met vriendelijke groeten, Antonia Saman.

    NicoleS · 27 september 2016 op 19:14

    Hartelijk dank ook voor de samenwerking, Antonia. Liefs

Nummer 22 · 27 september 2016 op 18:53

Pfff…stilte rest. De beelden…

Mien · 28 september 2016 op 09:52

Ik vond het eerste deel sterker. Nu wordt het een herhaling van zetten. Maar ja, dat is die klote-oorlog ook. In dat opzicht toch weer treffend. Knap geschreven NicoleS, Antonia / Zeeuwse Draak / A. Saman. ?

Geef een reactie

Avatar plaatshouder