Alma Mater

Ik strijk mijn jas recht en haal een hand door mijn haar. Tergend langzaam doe jij de deur open.
‘Oh! Dat is een verassing!’, roep ik enthousiast als ik je zie. ‘Nooit, of nou ja, zelden, doet een prachtige vrouw de deur voor me open.” Het slijm valt van de zin af direct de hal in. Je kijkt verbaasd. Ik probeer al mijn charmes op je af te vuren, je te vangen met de rand van mijn pupil, tot je voorover valt in de diepte van iets willen geloven, en nu ben je van mij.