Leven om te werken of werken om te leven?

Leef ik om te werken of werk ik om te leven? Ik kijk nog eens naar het prachtige bloemstukje. Vorige week gekregen van mijn schoonzus. Wat is ‘t mooi! En wat een werk zit er in. Ik heb daar geen tijd voor. Oh nee? Zij maakt er tijd voor. Maar zij werkt parttime, denk ik dan. Net als haar man, mijn broer. Hij zegt: ik leef niet om te werken, maar ik werk om te leven. En ik dan? Werk ik om te leven of leef ik om te werken?