Als er iets is dat ik associeer met Duitsland dan is het wel de Bratwurst. Nee, niet de Tweede Wereldoorlog, Bayern München of Nena, die al dertig jaar teert op een eendagsvlieg over ballonnen. Nee, als ik aan Duitsland denk dan zie ik onvermijdelijk een midden veertiger in te strakke lederhosen voor mij die net een hap neemt uit een lekkende Bratwurst. Vanaf vanmiddag zou dat wel eens kunnen veranderen. Struinend over het internet naar een grote hoeveelheid onzin stuit ik op een opmerkelijk bericht. Het titelt ‘McDonald’s veruit grootste horeca bedrijf’. Ik ben meteen wakker. De intro van het nieuwsbericht op het goed geïnformeerde Misset Horeca luidt: ‘McDonald’s is veruit de grootste horecaonderneming van Duitsland. De hamburgergigant maakte vorig jaar bijna 3,2 miljard euro omzet bij onze oosterburen, vier keer zoveel als nummer twee Burger King.’

Verdwaasd ga ik die avond naar bed. Het is een onrustige nacht. Als ik eenmaal slaap, nadat ik acht pullen lauwe Warsteiner achterover heb geslagen, begin ik te dromen. Het begint allemaal onschuldig. Ik zit aan een lange houten tafel ergens in München in een Biergarten. Om mij heen dansen rondborstige dames in ouderwetse klederdracht. Ze lachen onbekommerd. Naast mij zitten mannen in lederhosen. Ik draag er zelf ook een. In mijn zakken zitten Bratwursten. Ze zijn precies goed. Heerlijk varkensvlees in een velletje. Ik stop er eentje in mijn mond. Ik kauw een paar keer, mijn ogen schieten wijd open en ik spuug het snel uit. De substantie voelt klef aan. Een soort lauwe hamburger met een nat broodje. Veel teveel augurk en hele oude sla. Ik kijk op wil mijn beklag doen. Ik schrik. Iedereen is veranderd in een kopie van Ronald McDonald. De personificatie van het kwaad spuugt mij in mijn gezicht. Ik ben in shock. Voordat ik iets uit kan brengen hoor ik gepiep. Het komt steeds dichterbij. Ik kan het niet thuisbrengen. Ik draai mij om en nog voordat ik iets kan uitbrengen kiept een vrachtwagen zijn laadbak uit. Ik wordt bedolven onder een berg Happy Meals.

Hevig zwetend word ik wakker. Het is midden in de nacht. Als het nieuwsbericht klopt bestaat het Duitsland dat ik ken niet meer. Er zit nog maar een ding op. Ik trek een ochtendjas aan en schuif wat slippers om mijn voeten. Ik sprint de voordeur uit en ren naar de buren. Dat zijn Duitsers. Mijn vader drukte mij vroeger altijd op het hart naast een Duitser te gaan wonen. ‘Je weet nooit wanneer je ze nodig hebt, vooral als er oorlog uitbreekt,’ zei hij dan. Ik bel aan. Ze doen niet open. De regenpijp naast de slaapkamer biedt soelaas. Ik klim er in en duw het slaapkamerraam omhoog en klim naar binnen. Ik probeer ze niet wakker te maken. Eerst de kledingkast. Ik ruk hem open. Niets. Het moet ergens liggen. Dan een dressoir. Ook niets. Mijn laatste kans. Ik trek zachtjes het nachtkastje van Uli open. Daar liggen ze. Acht Bratwursten. Gebroederlijk liggen ze tegen elkaar aan gekromd. Ik ontspan. De Bratworst leeft nog, leve de Bratwurst.


6 reacties

arta · 8 mei 2012 op 12:16

Leuke column, Visman, erg leuk!
😀

Sagita · 8 mei 2012 op 16:09

Na een weekend overgoten te zijn met heel veel beelden uit de tweede wereld oorlog is dit heerlijk lezen. Beeldend en met vaart geschreven en zo’n droom doet het ook altijd goed!

Libelle · 8 mei 2012 op 17:18

Ja, dat is het. Wie overkomt met humor kan alles zeggen.

Mien · 8 mei 2012 op 18:08

😆 😆 😆

Mien

Visman · 10 mei 2012 op 15:16

Dank jullie wel 🙂

Harrie · 11 mei 2012 op 11:28

Richtig toll!

Geef een reactie

Avatar plaatshouder