De pontons in de Maas klotsen gelijk met de zenuwen in mijn maag. Nerveus tuur ik de route af. Daar komt opnieuw een groep militairen de bocht om, strak in loop en in uniform. Ik speur naar de rode vlag en rode vierkantjes op de baretten en voel de teleurstelling. Mijn blik dwaalt af naar de andere toeschouwers aan de waterkant. Sommige hebben klapstoeltjes meegenomen en schenken zichzelf koffie uit een thermoskan. Wat een kalmte. Voor mij is het de eerste keer, en meteen de laatste verwacht ik. Ik loop nog liever zelf de Nijmeegse Vierdaagse dan als vriendin-van-een-soldaat langs de kant te moeten wachten. Als zestienjarige heb ik meegelopen in een andere wandeltocht, de Kennedymars. Samen met mijn vriendin loop ik naïef en ongetraind de nacht in. Tachtig kilometer en zeventien uur later strompel ik over de finish, in een regenjas, een brede grijns op mijn gezicht. Dat van die grijns en die regenjas, dat weet ik van een foto.

Waar blijven ze toch? Met klamme vingers pak ik mijn mobiel en verstuur een nutteloos smsje. Natuurlijk mag hij zijn mobieltje niet pakken, ook hij loopt in de pas. Ik weet dat zijn toestel, gewikkeld in een plastic hoesje, in zijn borstzak zit. Op trilfunctie. Ondertussen sta ik op mijn benen te trillen. Hier ben ik niet goed in, in dit soort wachten.

“Kom op durske, ge komt er wel!” roept de oudere man me toe als hij me kwiek en fit inhaalt. Ik denk niet meer na, ik loop domweg, de ene voet voor de andere, mijn lichaam denkt voor zich. Mijn billen branden nog steeds. Oerstomme vergissing van me, om de zalf die bedoeld is om je spieren op te warmen juist op mijn kapot geschuurde billen te smeren. Het enige wat helpt is lopen, lopen, lopen.

Ik wacht nog steeds, na een reis van ruim vier uur, om hem tien minuten te mogen zien op deze laatste militaire pleisterplaats. Tien minuten! Meer mag niet, regels zijn regels, zo werkt dat in het leger. Het leger, het collectief, uniformen, het slaafs opvolgen van commando’s, niks voor mij. Hij begrijpt mijn afkeer, maar ik zie het volgens hem te zwart-wit, in het echt is het niet zo. Toch voel ik ook nu weer woede opkomen, versterkt door mijn zenuwen.

Mijn zus, die had ik wel kunnen slaan. Terwijl ik eenzaam probeer die eindeloze plattelandsweg af te lopen, met aan de horizon, véél te ver voor me (mijn god dat haal ik nooit, dat eind) een paar stipjes van wandelaars, komt mijn zus even op haar fiets voorbij om me uit te lachen omdat ik zo’n grappig loopje heb.

Maar mijn woede smelt als ik de rode vlag met de rode baretten in de verte zie. Daar komen ze! Terwijl de groep als een geoliede machine nadert pik ik er met mijn ogen één soldaat uit. Derde rij, helemaal rechts. Ik zou hem zo uit de strakke rij willen trekken, maar ik hou me in, het mag niet, geduld, geduld. Keurig marcheren ze naar hun pauzetent. Tot mijn afgrijzen moeten ze eerst nog in een rijtje gaan staan, wat pasjes doen en hun rugzak afzetten. Pas dan klinkt het verlossende ‘op de plaats rust’.

Eenmaal over de finish val ik mijn moeder in de armen. Ik praat voor tien en geniet van alle drukte en aandacht zonder de pijn in mijn voeten, benen, rug en doorgeschuurde billen nog te voelen.

“Ik ben zo moe” mompelt mijn schat als hij loodzwaar in mijn armen valt. Een heerlijke kus volgt. Er wordt om ons gelachen, iemand maakt een foto. “Nou zal ie zijn zere poten wel snel vergeten zijn.”


8 reacties

Mien · 21 juli 2010 op 17:22

Kon niet helemaal volgen wie waar liep.
Maar ach, het leven is soms net een droom nietwaar?

Mien (met blaren op zijn hoofd)

Anti · 21 juli 2010 op 17:56

Erg lief verhaal Sylvia en je bent echt voor de uitdaging gegaan door de twee wandelverhalen door elkaar te laten lopen 😉 . Ik vond het goed te volgen maar het leest wel minder soepel.

Je hebt wel een beetje gesmokkeld, de dag van Cuijk is overmorgen pas:-D

arta · 21 juli 2010 op 19:50

Leuk, zo met die twee door elkaar lopende verhaallijnen! (misschien is het een tip om ‘flashbacks’ in de toekomst óf wat korter dan de tt alinea’s, óf cursief te typen, om de overgangen (één flash-alinea verliep bijna naadloos in de hedendaagse) wat duidelijker te maken.

LouisP · 21 juli 2010 op 20:24

Sylvia 1,
“De pontons in de Maas klotsen….” mooi begin, goeie situering.
Het militaire gedeelte zit er goed in beschreven. Leuk detail, de mobiel in plastic hoesje en het berichtje. Ik zie het gezicht van je soldaat zo voor me wanneer het trilt. Het afzien en je verlangen om de soldaat te weer te zien is goed uitgebeeld. Het ene verhaal cursief had inderdaad duidelijker geweest.

groet,
Louis

pally · 21 juli 2010 op 22:36

Dat van het cursieve vind ik ook, maar is al gezegd. Wel leuk gedaan, trouwens, die twee verhaallijnen. Het ‘afzien’ goed beschreven.
Leuke column!

groet van Pally

Dees · 22 juli 2010 op 06:55

Heel mooi geschreven. De Kennedymars lijkt me fantastisch om te lopen trouwens. Maar dan zonder brandzalf. en met 20 jaar oudere benen. Hmm, misschien toch nog maar even trainen. Mooi stukje Sylvia!

sylvia1 · 22 juli 2010 op 08:38

Dankjewel voor de reacties! Jammer dat het niet voor iedereen bij te benen was. Cursief of tt/lengte zijn goede tips. Persoonlijk vind ik cursief niet zo mooi (heb het laatst ook gebruikt bij een column van me), ik had eigenlijk willen inspringen, maar krijg dat niet voor elkaar.
@ Dees: volgend jaar, jij en ik, de 80?!

Dees · 22 juli 2010 op 08:52

Haha, weet wat je zegt Syl, want dat doe ik zo. Goed idee 🙂

Geef een reactie

Avatar plaatshouder