Pepernoten

Of ik pepernoten wil kopen. Vraagt de oudste me. Nee, mama koopt geen pepernoten. Het is nog te vroeg. Mijn winterjas is nog te warm. Ons gras is te lang. De speelgoedboekjes zijn nog niet kapot geknipt. Ik hoef mijn fietslamp nog niet aan te zetten. En korte broeken liggen ook nog in de kast.

Geloof in geschiedenis

Meestal loop ik niet te koop met een mening waarvan ik weet dat ik me er niet populair mee maak. Veel verder dan de tafel bij het avondeten komt mijn pleidooi dan niet. Maar vandaag vond ik een medestander op de opiniepagina van de ochtendkrant. En dat juist vier dagen na de oorzaak van mijn bezorgdheid, het gesprek in een speeltuin met twee meisjes.

Eline -10 (slot)

Eline zit in de trein. Haar hoofd doet pijn en haar keel is droog. Ze staart naar buiten. Weilanden, bossen, flatgebouwen en schuurtjes schieten in het donker voorbij. Ze glijden schimmig langs haar heen. Den Bosch wordt al omgeroepen. Ze zou nog uren zo willen zitten, in de trein. Onderweg van het een naar het ander. Een stukje niemandsland.

Eline – 9

Haar telefoon gaat drie keer over, dan neemt Jan al op.
‘Jan.’
‘Jan! Met Eline.’ Stilte. ‘Van de Ardennen.’
Het is nog steeds stil aan de andere kant van de lijn. Eline realiseert zich hoe dom het op hem moet overkomen dat ze zo ineens belt.

Eline – 8

‘Dus Jan is architect? En hij woont hier in Amsterdam.’ Eline neemt deze nieuwe informatie in zich op. ‘Stond er ook ergens iets over zijn vrouw?’ vraagt ze haar vriendin. ‘Poeh. Daar vraag je me wat. Volgens mij heb ik niets over haar gelezen’, zegt Suzanne. ‘Maar nu je zijn naam weet kun je zelf eens googlen.’