“Sylvia, heb je het al gehoord? Ze gaan de drukkerij veilen.” Mijn moeder zegt het terloops, in de trant van een ‘oja trouwens’ praatje bij de koffie. Met een schok zet ik mijn koffiemok neer. Een veiling? Ja, inderdaad, ze gaan de hele boel verkopen. Alle drukpersen, vouwmachines, computers, papier en inkt. De hele kantine, het kantoor van mijn vader, alles. Dat wat we nog steeds het kantoor van mijn vader noemen is eigenlijk niet zijn kantoor. Hoelang is het alweer geleden dat de zaak is verkocht? Vijf jaar? Tien jaar? Gebouwd uit de trots van mijn opa is de drukkerij verweven met vele levens, dat van de werknemers, de familie, ons gezin en van mij. Ik heb er gewerkt, er mijn idealen in gestoken en mijn levenslessen door schade en schande geleerd. Maar de ziel van het bedrijf ligt dieper, in vroegere herinneringen. Beelden van een meisje dat opgroeide in een huis dat slechts met een dunne deur gescheiden werd van een drukkerij.

Zachtjes loop ik op mijn sokken tussen de machines in de richting van het getik. Op weg naar achter passeer ik de zuigende degel. Krachtig zwaaien de hoekige armen boven zijn hoofd. In een vloeiende beweging pakt hij aan de ene kant een velletje, drukt het achter zijn hoofd, pakt het met de andere arm weer op en legt het keurig op een kaarsrecht stapeltje te drogen. Gehypnotiseerd blijf ik kijken, op veilige afstand. Dat zwarte glanzende lijf, dat zuigend naar voren en achteren gaat, is eng. Zo eng dat je er wel naar moet kijken.

Ik loop door en daar zit mijn vader, op een krukje voor de oudste machine. In tegenstelling tot de mannelijke degel is dit onmiskenbaar een zij. Een deftige dame. Vanuit de hoogte kijkt ze op me neer. De elektronische kunsten van de jonge generatie kasten tegenover haar negeert ze koppig. Ze heeft het gelijk nog aan haar kant, zolang mijn vader op zondag voor de rouwbrieven aan haar voeten gaat zitten en met gevoel vraagt om haar loden letters. Ik zie hem ingespannen turen naar het letterbord. Zacht draai ik me om, om mijn vader niet te storen.

Soms heb ik me verzet, door gemopper op de woensdagen, als ons weekblad wordt gedrukt. Zelfs in de eindexamenweek kom ik er niet onderuit. Aan grote tafels tussen eindeloos hoge stapels krantjes zitten we in te steken. Praten is onmogelijk door het snibbige geratel van de felle vouwmachine. Als door de achterdeur de eerste krantenbezorgers binnen druppelen wordt de snelheid opgevoerd. “Deze moet er 520!” In onszelf tellend steken we door, een rubberen vingerhoedje aan de linkerduim. De vette inkt plakt aan de blote vingertoppen. Bij vijfentwintig draai je ze om. Per vijftig gaan ze op het bundelapparaat. Als we een bezorger missen fiets ik die avond ook een wijk.

Op de wc voel ik aan mijn billen dat de stansmachine draait. Het monotone gedreun van het persen van een rillijn in papier. Aan de lucht van inkt en chemicaliën word ik alleen herinnerd als ik een vriendinnetje mee naar huis neem. ‘s Zomer wijk ik onbewust uit naar het platdak om te gaan zonnen, omdat op onze tuin vier drukkers kijken. Net zomin ben ik me nog bewust van de kantoorgeluiden die mijn slaapkamer binnendringen.

De drukkerij die straks anoniem doodbloedt op een veiling was niet een bedrijf, het was de levensader van ons gezin, de rode draad in mijn jeugd.

Categorieën: Algemeen

11 reacties

LouisP · 15 februari 2011 op 17:37

Ik loop met je mee tussen die machines. Die donkere zwarte machines die me door hun bijna menselijke bewegingen bang maken. Ik ruik de inkt, voel de druk, de werkdruk en zie de drukkers met hun rubberen duimvingerhoedje werken. Onder druk. Familie en werk gescheiden door een dunne deur. Ik kan bijna een plattegrond tekenen hoe het eruit zag. De plaats van de toilet waar je billen trillen, de slaapkamer..Je schrijft het, het bedrijf als levensader van jullie gezin én de rode draad in je jeugd. Ik voelde dat al..toen ik ook even stilletjes bij je vader stond te kijken….wat een prachtig stuk Sylvia 1..

Mien · 15 februari 2011 op 18:21

Mooie column over een stukje noodzakelijk verlies.

Mien

arta · 15 februari 2011 op 18:49

Wat mooi!
Op mijn werk wordt ik regelmatig gebeld door mensen met kapotte kopieer- vouw- en niet/perforeermachines. Heel af en toe zegt een drukker: “Mijn meisje is ziek” of “Onzen grote heet unne schop onder dun kont nodig”. Natuurlijk speel ik het spelletje mee. Pas na het lezen van dit stuk besef ik dat het aan de andere kant van de lijn waarschijnlijk helemaal geen spelletje is…

Boukje · 15 februari 2011 op 20:27

Prachtig! Prachtg!

Mijn vader had een boekwinkel en we woonden erboven.
Als ik uit school was zat ik onder zijn buro lezen en stiekem te luisteren hoe hij met zijn vrouwelijke klanten flirtte.

Je doet me mijn eigen jeugd herleven met dit mooie stukje.

Dank je.

:wave: :wave: :wave:

trawant · 15 februari 2011 op 22:43

Hoe een kleintje een grote kan worden..
En een héle grote!
Prachtig gedaan, je laat de film full colour afspelen.
Mooie beelden en details. .
Echt een verhaal waar je hlemaal in gezeten hebt en waarin het je ook gelukt is ‘literaire’afstand te bewaren.

WritersBlocq · 16 februari 2011 op 00:50

Mooi dit. Heel mooi. Je maakt het tastbaar en gebruikt alle zintuigen om je verhaal neer te zetten. Daar hou ik van.

‘Laatste druk’, was ook een goede titel geweest.

Voor mij Column van de Maand!

lisa-marie · 16 februari 2011 op 09:39

Dit is genieten met een hoofdletter!!!

Kwiezel · 16 februari 2011 op 13:26

Sylvia!

Op n prachtige wijze een mix tussen herinnering en realiteit neergezet! Klasse!

Harrie · 16 februari 2011 op 20:34

Als liefhebber van de boekdrukkunst geeft mij dit droeve ogen. Een held jouw opa.

SIMBA · 17 februari 2011 op 08:24

Column van de Maand!

sylvia1 · 17 februari 2011 op 14:59

Mooie reacties zeg… Dankjewel allemaal 🙂

Geef een reactie

Avatar plaatshouder