Ik was er klaar voor. Nu was het dan zover. Het moest gebeuren, en iemand moest zich er voor opofferen. En ik wist dat ik het moest zijn. Ik was tenslotte de man voor deze actie. En iedereen wist het. Niemand die er aan twijfelde. Ik zou het worden. Er was niet voor gestemd, het leek een vanzelfsprekendheid dat ik degene zou zijn. Ik was immers een geoefend schutter. En ik aarzelde niet. Geen moment. Natuurlijk, ik was een mens van vlees en bloed. Ook ik had mijn angsten. Mijn onzekerheden over de goede afloop. Maar zit het leven niet vol met onzekerheden, had ik mij afgevraagd. Moesten we dan maar op safe spelen en geen enkel risico nemen? Het risico maar aan een ander overlaten?
Helden waren dun gezaaid. En de meesten daarvan lagen op het kerkhof.
Ook ik wist dat dit ooit mijn noodlot kon worden. Leven en dood hangen aan een dun draadje, dat besefte ik maar al te goed. Maar moesten we dan maar over ons heen laten lopen? Het allemaal maar slikken? Hadden we dan geen eergevoel; het gevoel dat je voor de goede zaak moest werken? Voor je familie, je vrienden?
Ik rilde bij de gedachte dat er mensen waren die uit angst terugdeinsden voor dit karwei. Maar ik besefte dat niet iedereen gezegend was met een innerlijke of uiterlijke kracht die genoeg was om iets aan de situatie te doen. Om met dat gevoel te moeten leven leek me verschrikkelijk. Ik zette het idee van me af en probeerde me te concentreren op mijn missie.
De nacht ervoor had ik begrijpelijkerwijs geen oog dicht gedaan. Er spookte van alles door me heen. Als men mij vroeg, zou ik het aankunnen? Zou ik jammerlijk falen? Ik wist dat ik een redelijke kans maakte; ik maakte me echter geen illusies. Veel hing af van het toeval. Het kon alle kanten op. Er wás een kans dat ik zou missen. Maar ik had twee dagen geleden nog schietoefeningen gedaan; het resultaat was verbluffend. Ik raakte bijna alle doelen die ik mij gesteld had. Ik had dus zelfvertrouwen genoeg, daar lag het niet aan. Ik zou mijn huid duur verkopen, dat was een ding wat zeker was. Strijden tot het eind, dat was mijn motto.
Tuurlijk. Ik had gewoon thuis kunnen blijven zitten en doen alsof mijn neus bloedde. Maar daar was ik het type man niet voor. Ik stelde hoge eisen aan mezelf. Ik moest mijn gevoel van eigenwaarde behouden, en dat kon alleen als ik in actie kwam, niet met woorden maar met daden. Het gevoel dat je er iets, al is het maar íets tegen kon doen. Dat hield me op de been.
Ik dacht aan mijn vader. Wat zou hij trots op mij geweest zijn, dat wist ik. Hij had niet anders van mij verwacht; hij wíst dat ik eigenlijk geen keuze had. Ik móest. Voor mezelf. Het vuur brandde in mij; ik zat vol energie om dit karwei te klaren.
Ik keek voor me uit. Eén Duitser. Het had erger gekund. Maar ik mocht niet te vroeg juichen. Ik wist dat ze in de buurt paraat waren. Een moment werd ik onzeker. Ik kende de harde meedogenloosheid van de Duitsers maar al te goed. Ik was nog geen uur geleden bijna te grazen genomen door een Duitser, maar had hem handig van me af weten te schudden. Ik schoot op hem en nam de benen. Mijn loopvermogen en schietvaardigheid had me voor de zoveelste keer gered. Ik slaakte een diepe zucht en staarde voorzichtig naar de Duitser vóor me. Het moest nú gebeuren. Het kon niet langer wachten. De tijd was rijp.
Ik controleerde mijn motoriek en keek op de klok. Tien voor tien. Tijd voor actie. Er was geen weg meer terug. Het was nu of nooit. Ik moest wachten op een kort scherp fluitsignaal voor ik in actie kon komen.
Nog steeds geen andere Duitser te bespeuren. Het lot was me tot nu toe goed gezind. De zenuwen gierden me door de keel. Ieder moment konden ze me van achteren benaderen dat wist ik. Die ene Duitser vóor me.
Ik móest hem pakken. Als ik zou missen had je de poppen aan het dansen. Gelukkig waren mijn vrienden in de buurt; ook zij konden nog ingrijpen in het ergste geval. Maar zouden ze daar wel de moed voor hebben? De kracht? Als ik het schot zou lossen en zou missen zou het stikken van de Duitsers om me heen. En die zouden mij niet snel een tweede kans gunnen. Het moest in éen keer raak zijn. Het zicht was helder, daar kon het niet aan liggen. Ik moest trefzeker zijn. Ik had een naam als scherpschutter hoog te houden.
Plots klonk daar, in de ijzingwekkende stilte, het snerpende geluid van een fluitje. Ik wist dat dit het teken was om in actie te komen. Ik kon niet langer aarzelen. Ik keek naar de Duitser, mikte en schoot.
En miste de penalty.
Het vijfde van Stuttgart won die kille avond met 1-0.
6 reacties
Trukie · 4 maart 2006 op 13:37
Tot de laatste 2 zinnen had je me te pakken.
Zo heel anders als je vorige column, maar weer even verrassend, logisch en vloeiend.
bert · 4 maart 2006 op 14:10
Je nam me compleet mee in het strijdgevoel, goed neergezet dit beslissende schot. En ik houd niet eens van voetbal. 😀 😀 😀
KawaSutra · 4 maart 2006 op 14:38
Mij had je ook te pakken, ik dacht echt dat je de schutter van ‘de Mus’ was. Een Duitse mus dan weliswaar. 😀
Je had het nog wel iets kunnen inkorten denk ik maar het is een goed opgebouwd verhaal.
Li · 4 maart 2006 op 15:34
Spannend geschreven op-het-verkeerde-been verhaal Ik moest me bedwingen om niet voortijdig naar het eind te scrollen. Inderdaad wat lang maar gezien de penaltys was de wedstrijd dat ook.
Li
Mosje · 4 maart 2006 op 19:39
Frenz, Junge, was machst du denn da bloß?
😛
Ma3anne · 5 maart 2006 op 08:37
Geweldig! 😀