Diep vanonder, ergens op de bodem van de zee ligt een eenoogkrab omhoog te turen. Zijn hoofd gestrekt naar boven, kijkend door zijn glazen oog. Hij kan er niet door zien en toch weet hij het, van vroeger tijden. Ergens hoog boven hem zweven ze door het water, de zeesterren, glinsterend, flikkerend. Was hij er maar een geweest. Een groter geluk had hem niet kunnen treffen.

Nu ligt hij hier op de bodem, voor eeuwig, tot hel en verdoemenis. Slechts een foute aanvaring leidde tot zijn noodlot, een naargeestig ongeluk. Een kleine aanvaring met een boze narwal, met fataal gevolg. Met de keiharde kraakbeenneus prikte de narwal door zijn enige oog. De narwal had hem niet gezien. En hij de narwal niet. Maar goed ook. Hij had de narwal anders beide ogen uitgepeuterd en opgevreten.

Daar dreef hij dus naar achteren, vastgeprikt aan de snavel van de narwal. Gelukkig was de narwal helder van geest en schraapte de krab van zich af door zich aan een rots te schuren. De krab floepte van de narwal af, voor eeuwig blind. Een glazen knikker liggend op de grond, vormde echter een klein geluk bij een ongeluk. Hij struikelde er bijna over. Waarschijnlijk verloren door een spelend zandstrandkind. Ach, ze kon die ene knikker best wel missen. Met grote dank aan eb en vloed.

Een mooie knikker was het, met drie kleuren in het midden in een golf gesmeed. Geel, blauw en rood. Primaire kleuren. Alleen jammer dat de krab het zelf niet meer kon zien. Snel floepte hij de knikker in zijn kraakbeen schedel. Het paste precies en had er amper last van. Dat gold niet voor alle andere vissen. Mede door de felle zonnestralen verwerd zijn glazen oog tot een scherpe prisma en ketste wel duizend zonnestralen af. Het maakte andere vissen voor heel even stekeblind. De krab werd niet meer gezien, nooit niet meer. Oogverblindend was het beest voor anderen. Diep onder op de zeebodem lag het, eenzaam, heel eenzaam te wezen.

Slechts de zeesterren waren hem bij gebleven. Als een vlakke herinnering in een natte horizon, zijn zoet gedroomde zeespiegel. Een gekoesterde herinnering van voor het narwaldisaster. Zeesterretjes bleef hij zien, tot op heden ten dage. En altijd maar in diepe gedachten verzonken, slechts nu en dan zijn harde hoofd krabbend. Wat moest ie anders?


Mien

Bewonder luidruchtig en verwonder in stilte

6 reacties

NicoleS · 28 september 2016 op 17:35

Ik zie sterretjes, zeesterretjes. Arme eenzame krab. Als je het voor elkaar krijgt om mij medelijden te laten hebben met een krab ben je een meesterschrijver. Top

Esther Suzanna · 28 september 2016 op 17:41

Prachtig! Exact Nicole, mijn hart draaide zich even om.

Bruun · 29 september 2016 op 10:53

Wonderschoon geschreven. Vijfsterren materiaal.

van Gellekom · 29 september 2016 op 11:08

Helemaal top, Mien

StreekSteek · 29 september 2016 op 11:38

De Vierde Krab. Verblindend mooi sprookje.

WritersBlocq · 30 september 2016 op 15:43

Mooi, Mien! Ik zie het voor me 🙂

Geef een reactie

Avatar plaatshouder